Winkeltje spelen
Je kunt ook luisteren: 'Wat gaan we vanmiddag spelen?' vraagt Jasper aan Sanne. 'Ik weet het. We gaan winkeltje spelen', zegt Sanne. Jasper kijkt haar verbaasd aan en zegt: 'We hebben helemaal geen winkel'. Sanne pakt een heuse kassa van plastic uit de speelgoedmand en zet die op een tafeltje. 'Jij bent de winkelmeneer', zegt Sanne. Dat vindt Jasper wel leuk. 'En wat verkopen we dan?' vraagt Jasper. Daar moet Sanne even diep over nadenken. 'We verkopen van alles. Net als bij ons bij de supermarkt', zegt ze. 'Oh ja. Snoep, groenten, pannen, kattenbrokjes', zegt Jasper. Sanne kijkt haar kamer rond. Maar in haar kamer zijn geen groenten en andere spullen die je bij de supermarkt koopt. 'Ik ga wat uit de keuken halen. Help je even mee?' vraagt Sanne. Sanne kijkt in de keukenkast. Ze geeft Jasper een pot pindakaas, een pak suiker, een pakje soep en nog veel meer. Jasper zet alles op het aanrecht. Sannes moeder komt de keuken binnen en zegt: 'Wat zijn jullie nu allemaal aan het doen?' 'We gaan winkeltje spelen', zegt Sanne. 'Ja, en ik ben de winkelmeneer', zegt Jasper. 'Nou, dat is allemaal leuk en wel. Maar je had het wel eerst even aan mama moeten vragen', zegt Sannes moeder. Sanne kijkt teleurgesteld. Mama heeft natuurlijk wel gelijk. 'Vooruit dan maar. Als jullie straks dan maar alles netjes terugzetten in de kast', zegt Sannes moeder. 'Jippieee!' roepen Jasper en Sanne. Nu moeten alle spullen nog wel naar boven worden gebracht. Gelukkig heeft mama een grote boodschappentas in de gang staan. Jasper en Sanne doen alles erin en sjouwen de tas de trap op naar Sannes kamer. Op Sannes kamer worden alle boodschappen neergezet. Jasper gaat achter een tafeltje zitten met de kassa. Sanne is de klant. 'Waarmee kan ik je helpen?' vraagt de winkelmeneer. 'Ik weet het nog niet. Ik kijk even rond', zegt Sanne. 'Ook goed. Als je het niet weet mag je het aan mij vragen'. Sanne loopt langs alle uitgestalde boodschappen. Ze pakt het pak kattenbrokjes. 'Zijn die goed voor de poes?' vraagt Sanne. Ze laat Jasper het pak zien. Die leest aandachtig wat erop het pak staat. 'Heel goed. Allemaal vitamientjes', zegt Jasper. 'Dan neem ik die', zegt Sanne. 'Anders nog iets?', vraagt de winkelmeneer. 'Ja, weet u waar de pindakaas staat?' 'Bij de suiker', zegt de winkelmeneer en wijst naar de boekenplank. Sanne pakt de pindakaas en zet de pot naast de kattenbrokjes op het tafeltje. 'Ik ben klaar. Ik wil betalen', zegt Sanne. De winkelmeneer haalt de boodschappen langs een apparaat. Dat heet een scanner. Die scanner kan precies zien wat bijvoorbeeld een pot pindakaas kost. 'Ik wil pinnen', zegt Sanne. 'Oh ja, dat doet mijn moeder ook altijd', zegt Jasper. 'Ssst. Dat moet je niet zeggen. Je bent niet Jasper maar de winkelmeneer', zegt Sanne. 'Je mag pinnen', zegt de winkelmeneer. 'Zo, ik heb gepind', zegt Sanne. De winkelmeneer geeft Sanne haar boodschappen. 'Tot ziens en een fijne dag', zegt de winkelmeneer. Sanne stopt haar boodschappen in de tas. 'Tot ziens', zegt ze. Sanne is een tevreden klant en zal zeker weer terugkomen in deze winkel. |