'Is er niet wat leuks te doen in het dorp? De hele middag op de bank rondhangen is toch ook niks. Het is prachtig weer buiten', zegt Laura's moeder. Laura doet net of ze haar moeder niet hoort. Ze heeft er de pest in. Waarom moesten ze zonodig in dit gat komen wonen. Ze mist haar vriendin Guusje. Even bij haar langs gaan kan nu niet meer. Dan moet ze met de trein en is ze minstens een halve dag kwijt. Laura kijkt naar haar moeder die een krant openslaat. Ze wil wat zeggen, maar haar moeder is haar voor. 'Hé leuk. Er is een braderie in het dorp. We kunnen wel even gaan kijken'. 'Ik ga een eindje fietsen', zegt Laura en staat lusteloos op. Haar moeder schudt haar hoofd en denkt: 'Ach, laat haar maar. Alles is nieuw. Ze moet nog wennen'. Laura fietst wat rond in het dorp. Zal ze naar het winkelcentrum gaan? Een beetje rondkijken? Van oma heeft ze geld gekregen om wat te kopen voor haar nieuwe kamer. Eigenlijk is het wel een goed idee om naar de braderie te gaan. Daar hebben ze vast leuke tweedehands spulletjes. Dan houdt ze misschien nog wat geld over voor een paar leuke oorbellen. Ze zet haar fiets in een rek tussen andere fietsen vlakbij het begin van de braderie. Het is gezellig druk. Jong en oud slentert langs de kraampjes. Iedereen is luchtig gekleed. Sommige likken aan een ijsje. Een koopman staat luidkeels zijn waar aan te prijzen. Laura mengt zich tussen de mensen. Ze blijft stilstaan bij een uitstalling met tassen en riemen. Ze kan wel een riem gebruiken. Maar het is er druk. Op je gemak kijken en passen is er niet bij. Ze loopt verder. Bij een mevrouw die curiosa verkoopt blijft ze staan. Tussen oude blikjes en oud glaswerk ligt een bijzondere pop. Het lijkt net of ze speciaal naar Laura kijkt en glimlacht. Laura blijft ernaar kijken. De mevrouw kijkt Laura onderzoekend aan en volgt haar blik. 'Je mag de pop wel even vasthouden', zegt ze en geeft de pop in Laura's handen. De pop is oud en versleten. Ze heeft een gezicht van papiermarché. De zwarte kraalogen kijken Laura vriendelijk aan. Het lijf en de armen en benen zijn van stof. Ze heeft een gehaakt blauw jurkje aan. 'Vind je haar leuk?' vraagt de mevrouw vriendelijk. Laura knikt en voelt zich blij en verdrietig tegelijk. Het lijkt of ze iets dierbaars heeft teruggevonden wat ze lang geleden is kwijtgeraakt. 'Wat kost hij?' vraagt Laura. 'Voor drie euro mag je haar hebben'. Laura pakt haar portemonnee en geeft drie euro aan de mevrouw. 'Veel plezier ermee. Ik vind dat jullie bij elkaar horen'. Laura lacht en stopt de pop voorzichtig in haar rugzakje. Ze voelt zich ineens een stuk beter en koopt een ijsje. Vrolijk likkend bekijkt ze nog wat stalletjes en koopt een paar lange oorbellen met paarse kraaltjes. 'Mam, ik ben weer thuis. Ik ben toch naar de braderie geweest'. Laura zet haar rugzakje op tafel. 'Ik dacht dat je ging fietsen. Heb je wat leuks gekocht?' Laura haalt de pop tevoorschijn. Verbaasd kijkt Laura's moeder ernaar. 'Is ze niet super?' vraagt Laura. 'Ja, ik weet niet. Je speelt toch niet meer met poppen?' 'Ja hoor. Soms wel'. 'Ik zal een nieuw jurkje voor haar maken. Dat is wel nodig. Er zitten gaten in'. Laura vindt het goed en gaat met de pop naar haar kamer. Ze gaat op bed zitten en neemt de pop op schoot. Ze aait over het stugge krullerige haar. En zomaar begint ze de pop te vertellen over alles wat haar dwars zit. De verhuizing, een andere school, haar vriendin Guusje bij wie ze niet even langs kan gaan. En hoe moet ze alleen de hele zomervakantie doorkomen? Ze weet zeker dat de pop naar haar luistert. Ze legt de pop op haar hoofdkussen en gaat naast haar liggen. Zo blijft ze met haar hoofd naar de pop toegewend met een tevreden glimlach naar haar kijken. Wat zei die verkoopster ook al weer? Jullie horen bij elkaar. Ja, zo voelt het ook, denkt Laura. De volgende dagen is Laura vrolijker. Ook omdat Guusje een mailtje heeft gestuurd en heeft beloofd in de herfstvakantie te komen logeren. Op een zaterdag gaat ze met haar vader en moeder naar Ikea om een bureau uit te zoeken voor haar kamer. Nog drie weken en dan moet ze weer naar school. De pop luistert geduldig naar al Laura's belevenissen. Altijd is ze er als Laura haar nodig heeft. Af en toe is Laura nog verdrietig, maar dan troost de pop haar. Laura is gehecht geraakt aan haar. Ze denkt terug aan de poppen met wie ze vroeger gespeeld heeft. Maar dat waren maar gewoon poppen. Ze stopte ze in bad en kleedde ze aan en ging ermee buiten wandelen. Ze had er niets speciaals mee. Met deze lijkt het wel alsof ze tegen een echt meisje praat. Laura's moeder heeft een nieuwe jurk van blauw katoen voor haar pop gemaakt. Ze heeft zorgvuldig de maten opgenomen. De jurk heeft op haar rug een ritssluiting. Zo dat Laura hem makkelijk aan kan doen. Op haar kamer pakt Laura de pop van haar bed. Ze trekt voorzichtig het gehaakte jurkje uit. Ze ziet dat het katoenen lijf aan de rechterkant kapot is. De naad is opengescheurd. Ze kijkt er aandachtig naar. Het lijf is gevuld met eendenveren. Tussen de veren ziet Laura een geruit stukje stof. Ze peutert het eruit. Het is een klein zakje met een dichtgeknoopt koordje. Ze maakt het open. Er komt een rond metalen doosje tevoorschijn. Er zit een stukje papier in dat ze voorzichtig openvouwt. Er staat iets op geschreven. Laura moet zich inspannen om het te lezen: 'Voor wie mij vindt. Ik heet Lizzy. Ik ben de pop van Jansje, Kastanjelaan acht'. Laura zit een poosje stil naar het stukje papier te kijken. Wie stopt er nou zoiets in het lijf van een pop? Het idee dat haar pop van iemand anders was. En door een vreemde is vastgehouden en gekoesterd. Een steek van jaloezie gaat door haar heen. Ze staat op en neemt de pop en het metalen doosje mee naar beneden. Ze laat het aan haar moeder zien. 'De Kastanjelaan is in het oude dorp', zegt moeder. 'Zal wel heel toevallig zijn als de pop daar vandaan komt', zegt Laura. 'Ja, dat denk ik ook. Maar het is toch vreemd. Alsof de pop jou heeft uitgezocht om het doosje te vinden met het briefje. Ik zal de naad wel dichtmaken. En dan trekken we het nieuwe jurkje aan. Je zal zien daar knapt Lizzy van op', zegt Laura's moeder. Laura knikt en verlaat de kamer zonder Lizzy. De rest van de middag gaat Laura zwemmen in het openluchtbad aan de rand van het dorp. 's Nachts kan Laura de slaap niet vatten. Het is drukkend warm. Ze gooit het dekbed van haar af. Ze denkt aan Jansje en het briefje. Een schuldgevoel bekruipt haar. Moet ze die Jansje haar pop teruggeven? Maar ze kan Lizzy niet missen. Wie moet ze dan al haar hartsgeheimen vertellen? Toch is Laura nieuwsgierig. Ze kan toch gewoon aanbellen en vragen of daar een Jansje woont. De pop hoeft ze niet meteen te laten zien. Als er geen Jansje woont verzint ze gewoon wat om te zeggen. Bijvoorbeeld heeft u nog oude kranten voor school. Ach het is gewoon niet waar, denkt Laura. Wat geruster valt ze uiteindelijk toch in slaap. De zon schijnt al volop als Laura opstaat. Ze kijkt naar Lizzy die op het hoofdkussen ligt. Alles van de vorige dag schiet haar weer te binnen. Ze zou naar die Jansje op zoek gaan. Ze kijkt op haar horloge. Die staat al op tien uur. Ze gaat zich vlug douchen en aankleden. In de keuken maakt ze voor zichzelf een boterham en een kop thee. Haar moeder komt de keuken in en zegt: 'Ik ga even naar het dorp om boodschappen te doen. 'Ik ga straks naar de Kastanjelaan', zegt Laura. Haar moeder vindt het heel dapper. 'Stel je voor dat jij Lizzy was kwijt geraakt dan was je toch ook blij dat iemand haar had teruggevonden?' zegt Laura's moeder. 'Ja oké. Maar ik ben niet van plan Lizzy zomaar terug te geven'. Laura's moeder haalt de schouders op en trekt de voordeur achter haar dicht. Laura fietst door het oude dorp, in de Dorpsstraat, langs de kerk en een kleuterschool. Bij een bakkerij om de hoek moet ze naar links, dan weer naar rechts en dan weer naar links. Haar moeder heeft het uitgelegd. Een paar keer rijdt ze een verkeerde straat in. Ze vraagt aan een mevrouw met een klein bruin hondje de weg. Eindelijk fietst ze de Kastanjelaan in. Nummer acht is een vooroorlogs rijtjeshuis. Ze duwt tegen een ijzeren tuinhekje dat knarsend opengaat en loopt naar een mahoniehouten voordeur. Witte potten met planten staan voor de ramen. Er hangt geen vitrage. Ze drukt op de bel. Een luid zoemend geluid schalt door de hal. Na een tijdje doet een mevrouw met donkerblond half lang haar open. Laura schat haar een jaar of vijfenveertig. De mevrouw kijkt haar vragend aan. 'Woont hier een Jansje?' vraagt Laura. Ze voelt zich ongemakkelijk en voelt een rode blos opkomen. De mevrouw kijkt verbaasd. 'Ja, ik heet Jansje. Maar hoe weet jij dat?' Laura haalt de pop en het metalen doosje uit haar rugzakje. De mevrouw slaat haar handen voor haar mond. Even is het doodstil. En dan stamelt ze: 'Maar dat is Lizzy. Mijn lievelingspop. Hoe kom jij daar aan?' Een meisje met lang blond haar staat nu ook in de deuropening naast haar moeder. Ze kijkt naar de pop en dan naar Laura. 'Kom even binnen', zegt de mevrouw. Laura volgt hen naar de woonkamer. De mevrouw vraagt of ze wil gaan zitten en wijst naar een bruine driezits velours bank. Laura gaat op de rand van de bank zitten met de pop op haar schoot. Ze kijkt de kamer rond. Het is een lichte kamer. Tegen de muur staat een grote witte boekenkast gevuld met boeken. En daarin is ook plaats voor een televisie en snuisterijen. Er hangen kleurrijke abstracte schilderijen aan de muren. De mevrouw en het meisje zijn gaan zitten op een tweezitsbank die vlakbij het raam staat. Ze kijken Laura onderzoekend aan. Laura schuift zenuwachtig heen en weer. Ze weet niet goed hoe ze moet beginnen. Maar de mevrouw knikt haar bemoedigend toe en vraagt: 'Hoe ben je aan mijn Lizzy gekomen?' Laura vertelt dat ze hier pas is komen wonen. En dat ze iets zocht voor haar nieuwe kamer op de braderie. Over de mevrouw die allerlei tweedehands spullen verkocht. En dat toen ze Lizzy zag, ze zich meteen tot haar aangetrokken voelde. Over het nieuwe jurkje en het zakje met het metalen doosje in Lizzy's lijf. De mevrouw en het meisje luisteren met open mond en kijken van Laura naar de pop. De mevrouw zegt: 'Lizzy is vroeger door mijn moeder gemaakt als Sinterklaascadeau. Lizzy was mijn hartsvriendin. Alles deelde ik met haar. Ze ging overal mee naar toe. Op een goede dag ben ik haar kwijt geraakt in het park. Ik heb weken om haar gehuild en kon niet eten en slapen. Mijn moeder heeft toen een nieuwe pop gemaakt. Maar het was Lizzy niet. Ach, de tijd heelt alle wonden'. 'Lizzy is ook mijn lievelingspop geworden. Door haar mis ik mijn vriendin Guusje niet zo', zegt Laura. 'Dan wil je haar vast niet kwijt'. Laura knikt heftig van nee. Het meisje naast Laura die aldoor niets gezegd heeft mengt zich in het gesprek. 'Op welke school zit je?' 'Die school in de nieuwe wijk. Ik ga naar de brugklas'. 'Dan zitten we in dezelfde klas'. 'Wat leuk. Ik moet je nog even voorstellen. Dit is mijn dochter Clara', zegt de mevrouw. 'Ik heet Laura'. 'Wel Laura. Ik vind het heel moedig van je om met Lizzy hier naar toe te komen. Je moet Lizzy houden net zo lang als je denkt haar nodig te hebben. Ik weet dat ze in goede handen is'. Het is alsof er een grote last van Laura's schouder valt. Ze zucht diep. Ze stopt Lizzy weer in haar rugzakje en wil opstaan. 'Wil je niet wat drinken?' vraagt de mevrouw. Laura gaat weer zitten en vraagt om een cola. De mevrouw verdwijnt naar de keuken. Laura kijkt vragend naar Clara. Wat moet ze zeggen? Maar gelukkig verbreekt Clara de stilte. 'Heb je zin om morgen iets af te spreken?' vraagt Clara. 'Mij best. Zullen we gaan zwemmen?' Het klikt tussen Clara en Laura. Ze spreken steeds vaker af. De meisjes gaan zwemmen, winkelen, fietsen en vertellen elkaar van alles. Op een middag als ze gezellig zitten te kletsen op Laura's kamer vraagt Clara naar haar vriendin Guusje. 'We mailen nog wel', zegt Laura. 'Waar hebben jullie het dan over?' 'Oh, over van alles. Ook over jou. Ze komt in de herfstvakantie logeren. Je zal zien je vindt haar hartstikke leuk'. 'Misschien wel'. Clara's gezicht verstrakt en kan de irritatie in haar stem niet verbergen. 'Wat is er zo bijzonder aan die Guusje?' 'Je bent jaloers'. 'Helemaal niet'. 'Jawel, ik zie het aan je gezicht. En je hoeft helemaal niet jaloers te zijn. Ik zeg toch ook alles aan jou'. 'Je hebt gelijk. Ik stel me aan.' Laura begint te vertellen over Guusje: 'Ze woonde in dezelfde straat. We waren praktisch buren en net tweelingzusjes. We droegen elkaars kleren en kregen vaak om niks de slappe lach. Guusje is grappig. We hebben samen een keer meegedaan in een musical op school. Ze kan hartstikke goed zingen. Ze was alleen steeds haar tekst kwijt en dan verzon ze maar wat. De hele groep lag dan blauw van het lachen. Alleen de regisseur vond het niet leuk.' 'Waarom zijn jullie eigenlijk verhuisd?' 'Mijn vader zijn bedrijf is hier naar toe verhuisd'. 'Dat is balen. Ik zou het ook niet leuk vinden mijn beste vriendin achter te laten'. 'Het is wel toevallig dat jullie nog op de Kastanjelaan wonen', zegt Laura. 'We woonden eerst ergens anders. Mijn oma is een paar jaar geleden overleden. Mijn ouders hebben het huis geërfd en mijn moeder wilde hier graag weer wonen. Ze hebben alles modern gemaakt. Laura kijkt naar Lizzy die in een rieten stoel zit. Ze neemt een besluit. Morgen brengt ze Lizzy terug naar Clara's moeder. Daar hoort ze immers. Het is haar huis. Clara's moeder is ontroerd als Laura de pop aan haar teruggeeft. Ze heeft tranen in haar ogen. 'Kun je haar echt missen?' vraagt Clara's moeder. 'Ik denk het wel. En ik kom hier toch nog vaak. Clara en ik zijn vriendinnen'. 'Het was geen toeval toen jij Lizzy vond op de braderie. Lizzy had gezien dat je een beetje eenzaam was. Ze heeft Clara en jou bij elkaar gebracht. Ik heb het altijd geweten. Ze is niet zomaar een pop. Ze is Lizzy. |