De vergeten kerstboom Het is druk op de kerstmarkt. Er is van alles te koop: ballen voor de kerstboom, erwtensoep, warme chocolademelk, kerststukjes, kerstmutsen met lichtgevende glitters. Te veel om op te noemen. Op een podium midden op het marktplein staat een kerstkoor te zingen: 'Jingle bells, jingle bells, jingle all the way...' De mensen blijven stilstaan om te kijken en te luisteren. Sommigen zingen luidkeels mee. Het begint te sneeuwen. Alles wordt bedekt met een fijne poedersneeuw. Al gauw is de kerstmarkt veranderd in een winterse kerstkaart. Wat verder aan de rand van het plein staat een kerstbomenverkoper. 'Mooie kerstbomen, mooie kerstbomen! En niet duur!' roept hij. Een vader met een kind aan de hand lopen met een zoekende blik langs de kerstbomenkraam. 'Die moeten we kopen', wijst het kind naar een grote volle kerstboom. 'Dat heeft de jonge man goed gezien. Dat is een hele mooie', zegt de verkoper. De jonge vader haalt zijn portemonnee uit zijn jaszak en betaalt. Trots loopt het kind naast zijn vader, die de boom onder zijn arm naar huis draagt. Er komen steeds meer mensen zich verdringen rond de kerstbomen, die inmiddels bedekt zijn met een fijne laag sneeuw. Alsof ze versierd zijn met engelenhaar. De mooiste bomen worden gretig verkocht. Helemaal op de achterste rij staat een kleine kerstboom. Niemand gunt hem een blik waardig. Hij staat scheef op zijn houten voet. En is niet zo mooi en vol als de andere bomen. Hij voelt zich verdrietig. Zal iemand hem wel willen meenemen naar huis? Hij heeft er zo naar uitgekeken. Opgenomen worden in een warm huis. Een kind dat hem vol zal hangen met mooi gekleurde ballen. En op zijn hoofd een glimmende piek. Zelfgebakken kransjes aan zijn takken. Pakjes aan zijn voet. De poedersneeuw valt als tranen van zijn takken. Aan het eind van de middag zijn alle kerstbomen verkocht. Behalve de kleine scheve. De verkoper pakt zijn spullen in. Het kerstkoor is vertrokken. De mensen gaan terug naar hun warme huizen. De kleine kerstboom wordt opgetild en bij een vuilnisbak gezet. Eenzaam blijft hij daar achter. Lars en Anna hebben hun neus tegen de ramen gedrukt. Ze kijken naar de besneeuwde wereld buiten. De bomen zijn wit, de daken van de huizen zijn wit, de straat is wit. En ook de geparkeerde auto's zijn wit. 'Mam mogen we even naar buiten?' vraagt Lars. 'We gaan straks eten'. 'Eventjes maar. Voor de deur. Dan kunnen we onze voetstappen zien in de sneeuw', zegt Anna. Moeder lacht en zegt: 'Weet je wat. Ik heb ook wel even zin om naar buiten te gaan. We gaan naar de lichtjes kijken in de grote kerstboom op het plein'. Alle drie trekken ze een dikke jas aan, doen een muts op en een sjaal om. Lars en Anna huppelen achter hun moeder aan. De sneeuw valt op hun muts en jas. Ze lijken wel sneeuwpoppen. Ze laten hun voetstappen achter in de besneeuwde straten. De kleine scheve kerstboom staat verdrietig naast de vuilnisbak. Straks zal hij worden opgehaald door de vuilnisdienst. En dan zal hij op een grote berg afval gegooid worden. Voor hem geen Kerstmis. Ja, Kerstmis tussen het vuil. Opeens hoort hij gezang. Hij moet wat sneeuw losschudden om goed te kunnen kijken. Onder de grote Noorse spar op het plein ziet hij twee kinderen en een volwassene. Ze zingen: 'Oh dennenboom, oh dennenboom. Wat zijn je takken wonderschoon...' Bah, wat heeft hij een hekel aan dat lied gekregen. Lars en Anna rennen rondjes rond de grote spar op het plein. Het is opgehouden met sneeuwen. 'Hé, lopen jullie mij niet omver', zegt moeder. 'We rennen naar de overkant', roept Lars tegen Anna. 'Wie er het eerste is', zegt Anna. Allebei rennen ze zo hard ze kunnen naar de andere kant van het plein. Lars is de eerste die het eenzame boompje bij de vuilnisbak ziet. 'Anna, kom je! Een kerstboom. Die hebben ze vergeten', zegt hij hijgend. Anna rent naar Lars toe en kijkt nieuwsgierig naar de kleine dennenboom. 'Wat zonde. Hij is best nog mooi', zegt Anna. 'Hij is alleen scheef. Maar hij ziet er nog best uit', zegt Lars. 'Mam, kom eens gauw!' roept Lars over het plein. Moeder steekt het plein over. 'Ach, wat zonde. Wie zet er nou zo'n leuk boompje bij de vuilnisbak', zegt moeder als ze de kerstboom ziet. 'Mogen we hem mee naar huis nemen?' vraagt Lars. 'Ja mam. We zouden toch morgen een kerstboom gaan uitzoeken', zegt Anna. 'Ja, waarom niet. Als niemand hem wil hebben, nemen wij hem', zegt moeder. Het boompje wordt door de kinderen opgetild. Lars pakt hem bij zijn houten voet en Anna pakt hem bij zijn kruin. Zo lopen ze terug naar huis. De kleine kerstboom staat op een klein tafeltje voor het raam. Hij is inmiddels niet scheef meer. De vader van Lars en Anna heeft een nieuwe houten voet voor hem getimmerd. Er hangen lichtjes en gekleurde ballen aan zijn takken. Een glimmende piek staat op zijn kruin. Lars en Anna hebben zelf kerstkransjes gebakken en erin gehangen. Het boompje heeft een liefdevol huis gevonden. Eenzaam is hij niet meer. Lars en Anna kijken elke dag met een verrukte blik naar zijn versierde takken. En de kleine kerstboom glundert van trots en straalt aan alle kanten. |