De Kabouterkoning is jarig


De kabouters hebben het dorp versierd met slingers, ballonnen en lampions. Alles is klaar voor het verjaardagsfeest van de Kabouterkoning. Maar dan gebeuren er vreemde dingen. Zal het feest nog doorgaan?

De kabouters zijn al een week druk bezig in het dorp. De Kabouterkoning is jarig. Er zijn kabouters die slingers en lampionnen ophangen. Jonas, Pelle en Olle blazen ballonnen op en lijken door het harde blazen zelf wel op een ballon. Kraai vliegt heen en weer om uitnodigingen te versturen. Alle dieren komen en de Bergkoning en de IJskoningin.
In de feestzaal staan lange tafels met lekkernijen. Taarten, pasteitjes, nootjes, limonade. Te veel om op te noemen. Er ligt midden op de tafel een cadeau ingepakt in zilverpapier en een rode strik.

Dan is eindelijk de dag aangebroken. De lucht is strakblauw en de zon staat hoog aan de hemel. De kabouters zijn vroeg opgestaan. Ze wrijven de slaap uit hun ogen en kleden zich snel aan. Ze lopen naar buiten en kijken verbaasd om zich heen. Alle slingers, lampionnen en ballonnen zijn kapot gemaakt.
'Bij alle trollenstaarten wat is hier gebeurd', zegt Jonas. De kabouters lopen ongerust naar de feestzaal. Taarten liggen op de grond. Slingers zijn verscheurd. De versierde stoel van de Kabouterkoning ligt ondersteboven.
'Het cadeau is weg', zegt Olle. De kabouters schreeuwen door elkaar heen. Een kabouter gooit van woede zijn rode muts op de grond. Een andere kabouter slaat met zijn vuist op tafel.
'We moeten het vertellen aan de Kabouterkoning', zegt Jonas.
'Ja, dat moeten we!' roepen de kabouters.

Jonas, Pelle en Olle staan met een rode kleur voor de Kabouterkoning.
'Jullie komen mij feliciteren', zegt de Kabouterkoning. Jonas, Pelle en Olle geven een hand en stamelen 'gefeliciteerd'.
'Wat is er met jullie aan de hand?' vraagt de Kabouterkoning. Jonas vertelt wat er gebeurd is.
'Dan gaan jullie nu meteen uitzoeken wie dat gedaan heeft. Vanmiddag is het feest. Ga snel!' zegt de Kabouterkoning. Jonas, Pelle en Olle vragen de kabouters alles weer in orde te maken voor het feest.
'Wij gaan uitzoeken wie dit gedaan heeft. Het cadeau moeten we terugvinden', zegt Jonas.
Jonas, Pelle en Olle vinden aan de rand van het dorp rare voetafdrukken. Het zijn geen afdrukken van kaboutervoeten.
'Het lijken wel voetafdrukken van trollen. Kom we volgen ze', zegt Jonas.

Ze verlaten het dorp. Hier en daar liggen snippers papier van slingers. De voetafdrukken zijn steeds moeilijker te volgen. Overal liggen keien. Struikelend bereiken ze de rand van het bos.
'Brrrr wat is het donker hier', zegt Pelle. De bomen staan dicht op elkaar. Als je naar boven kijkt zie je nog net een stukje lucht. Er zit niets anders voor de kabouters op. Ze moeten het bos in.
'Kijk daar gaat het spoor verder', zegt Olle. Kriskras lopen de kabouters tussen de bomen. 'Oehoe, oehoe', horen ze boven hun hoofden. De kabouters kijken omhoog en zien een uil op een tak zitten. Hij is groot en witgrijs van kleur.
'Wat zoeken jullie?' vraagt de uil.
'We zoeken de dief die het cadeau van onze koning heeft gestolen', zegt Jonas.
'Ja en we denken dat het een trol is', zegt Pelle.
'Ahum juist ja. Ik denk dat ik jullie wel kan helpen. Ik heb vannacht twee trollen met een groot pak zien sjouwen. Ze hebben het pak in de holle boom verstopt.
'Waar is die holle boom?' vraagt Jonas.
'Ahum juist ja. Die holle boom staat in het trollenbos. Ik zou er niet ingaan als ik jullie was', zegt de uil.
'We moeten het cadeau vinden. Het feest moet vanmiddag doorgaan', zegt Jonas.
'Ahum, nou dan zal ik jullie de weg wijzen', zegt de uil.

De uil vliegt vooruit en de kabouters volgen hem. De grond is nat en glibberig. De kabouters moeten oppassen dat ze niet uitglijden. Dan zien ze aan het begin van een pad een bord met erop 'Trollenbos'. Voorzichtig om zich heen kijkend volgen ze het pad. Het pad gaat naar rechts. De grond ligt vol natte bladeren. De bomen lijken hen wel in te sluiten.
'Ahum, we zijn vlak bij de holle boom', zegt de uil. De kabouters zien een reusachtige boom. Hij moet wel eeuwenoud zijn. Zijn wortels lopen over het pad. De kabouters lopen om de boom heen.
'Hij is helemaal niet hol', zegt Jonas. Nergens zit er een opening.
'Ahum, hij is wel zeker hol. De bosheks heeft hem betoverd. Jullie moeten het trollenlied zingen', zegt de uil.
'Ik weet het trollenlied', zegt Pelle en begint te zingen:

'We zijn gemene, stoute trollen
We houden van grappen en van grollen
We pesten iedereen in het bos
We slaan er dagelijks op los'

Er gebeurt niets. Nergens een opening om de boom in te gaan. De kabouters zijn teleurgesteld.
'Ahum, wat dom van mij. Het trollenlied moet door een trol gezongen worden. Jullie moeten een trol vangen', zegt de uil.
'Een trol vangen. Nou ik niet. Ze liggen diep in hun holen te slapen. We kunnen er toch niet bij', zegt Pelle.
'We vinden er wel wat op', zegt Jonas. Jonas loopt het bos in. Pelle en Olle volgen hem. Ze speuren de grond af naar holen. Olle wijst naar een berg stenen. Voorzichtig sluipen ze ernaar toe. Tussen de stenen is een hol gegraven.
Jonas stopt voorzichtig zijn hoofd in het hol. Hij hoort gesnurk.
'Sssst, hier ligt er één', fluistert Jonas. Ze overleggen wat ze gaan doen. Jonas heeft een idee.
'We gooien steentjes in het hol. De trol wordt wakker en komt naar buiten. En dan springen we met z'n drieën boven op hem. Met onze sjaals binden we zijn handen en voeten', zegt Jonas. Pelle en Olle vinden het een goed plan.

Jonas pakt wat steentjes van de grond. Hij gooit ze in het hol. De kabouters luisteren met ingehouden adem. Jonas gooit nog een paar steentjes. En dan horen ze gegrom. Snel verschuilen ze zich achter een paar grote keien.
De trol steekt zijn kop uit het hol. Zijn zwarte haardos hangt voor zijn ogen. De rest van zijn groene lijf wurmt zich nu ook naar buiten. Hij is niet groter dan de kabouters. Jonas, Pelle en Olle bedenken zich geen ogenblik en springen boven op hem. De trol gromt en slaat om zich heen. Pelle krijgt een trollenvuist hard tegen zijn neus. Olle trekt aan de trollenstaart. De trol gilt het uit van de pijn. Jonas krijgt een trollentrap midden in zijn buik. Dat maakt Jonas zo kwaad dat hij de trol hard in zijn been bijt. De kabouters en de trol rollen over de grond. Maar de kabouters winnen. De trol wordt vastgebonden aan handen en voeten. De trol wordt naar de holle boom gesleurd.
'Zo en nu zing je het trollenlied. Anders zullen we je nog een lesje leren', zegt Jonas. De trol begint te zingen:

'We zijn gemene, stoute trollen
We houden van grappen en van grollen
We pesten iedereen in het bos
We slaan er dagelijks op los'

De kabouters horen gekraak. Er gaat een deur open in de boom. Jonas gaat de boom in. Hij komt naar buiten met het cadeau van de Kabouterkoning. Pelle en Olle springen heen en weer van plezier. De uil vliegt van vreugde van de ene boom naar de andere.
'Ahum dit heb ik nog nooit meegemaakt. Drie kabouters die een trol vangen', zegt de uil. Jonas zegt tegen de trol: 'jij kan de boom in' en duwt hem hard naar voren. De trol valt met een smak in de boom.
'En nu op naar het feest. Het cadeau is gered', zegt Jonas.

Als de kabouters in het dorp terugkomen is het feest al in volle gang. Slingers, lampionnen en ballonnen versieren het dorp. In de feestzaal is het een drukte van belang. De Kabouterkoning zit op zijn versierde stoel. De Bergkoning zit aan zijn linker kant en de IJskoningin aan de rechter. Bevers, vossen, salamanders, iedereen is er. Jonas, Pelle en Olle geven het cadeau aan de Kabouterkoning. Die pakt het snel uit.
'Oh wat prachtig. Een nieuwe muts met zilveren bellen. Dank jullie allemaal', zegt de Kabouterkoning en zet trots de muts op zijn hoofd.

©Auteur: Anne de Vries-Neuteboom