'Rens, kom nou eens je bed uit', roept Femke en bonkt op de slaapkamerdeur.
'Jaaa, ik kom al', zegt Rens met een slaperige stem. Hij kijkt op zijn wekker naast zijn bed. Het is halftien. Hij zou zich het liefst nog even omdraaien. Maar hij heeft beloofd Femke te helpen met het ophalen van oud papier. De opbrengst van het oud papier is voor excursies op school. Femke heeft hem geholpen met zijn spreekbeurt. Dus wil hij best wat terug doen.
'Hé, hé, eindelijk', zegt Femke als de slaapkamerdeur opengaat. Rens doet net of hij haar niet hoort. Hij glipt langs Femke de badkamer in.
'Ik ga alvast wat te eten voor ons maken', roept Femke. Ze hoort Rens de douche aanzetten en gaat naar beneden.

Op de ontbijttafel staat een pot thee, een mandje met boterhammen, kaas en een pot jam. Rens schuift met nog natte haren aan.
'Waar is mama?' vraagt hij en pakt een boterham.
'Ze is met papa gaan winkelen'.
'Zal papa wel leuk vinden op zijn vrije zaterdag'.
'Papa moet een nieuwe jas. En daarna gaan ze gezellig ergens koffie drinken'.
'Wat je gezellig noemt'. Femke haalt haar schouders op. Ze heeft geen zin in een discussie.
'Ik ben klaar. We kunnen gaan', zegt Rens met volle mond en schuift zijn stoel naar achter.
'Waar doen we de kranten in. Ik ga niet lopen sjouwen'. Femke staat op en zet de ontbijtspullen op het aanrecht. Ze moet even nadenken. De kranten in rugzakken lijkt haar geen goed idee. Je kan zomaar een hernia oplopen. Dan schiet het haar te binnen. Ze hebben nog een strandkar in de garage staan. Daar kunnen heel veel kranten in.
'In de strandkar. Dan kunnen we hem om de beurt trekken', zegt Femke.
'We lopen wel goed voor paal met zo'n kar midden in de herfst', zegt Rens.
'Ach, kan ons het schelen. Alles voor het goede doel', zegt Femke.

Het regent als ze naar buiten gaan. Rens heeft de kar uit de garage gehaald en op de stoep gezet.
'Welke route lopen we?' vraagt Femke.
'Ik dacht eerst naar de rand van het dorp te gaan. Naar de Kastanjelaan. En dan aan te bellen bij dat vervallen huis met die rode luiken. Ze zeggen dat het daar spookt. Lijkt mij te gek', zegt Rens.
'Je kijkt teveel naar griezelfilms. En ik ga niet aanbellen hoor', zegt Femke.
'Oh wacht, ik pak nog even een stuk plastic. Anders worden de kranten kleddernat', zegt Rens. Hij komt terug met het stuk plastic over hem heen en roept: 'Ik ben het spook van de Kastanjelaan'.
'Ha, ha, grappig hoor', zegt Femke.

Ze hebben hun capuchons opgezet en lopen met ferme pas door de straten. De bolderkar dendert over de stoepen. De mensen kijken hen verbaasd na.
Rens vindt het wel leuk al die aandacht en roept: 'Ouwe kranten, wie heeft er nog ouwe kranten!' Een hond snuffelt aan de bolderkar en springt er pardoes in.
'Kom er onmiddellijk uit!' roept de eigenaar van de hond.
'Oh meneer, dat geeft niet hoor. Alles voor het goede doel', zegt Femke. De man schudt zijn hoofd. Femke en Rens proesten van het lachen.

De Kastanjelaan doet zijn naam eer aan, want aan beide kanten van de straat staan grote Kastanjebomen. Femke kijkt op de grond of ze kastanjes ziet liggen. Maar alles wat ze ziet zijn lege doppen. De kinderen uit het dorp hebben ze allemaal opgeraapt.
'Daar is het, daar is het!' roept Rens opgewonden. Aan hun rechterkant zien ze een huis begroeid met klimop. Ze blijven een poosje voor het hek staan kijken. Uit de schoorsteen kringelen rookslierten de lucht in.
'Er is in ieder geval iemand thuis', zegt Rens. Hij duwt tegen het hek. Het piept en het kraakt en gaat moeizaam een stukje open.
'Rens ik heb hier helemaal geen zin in. Ze zeggen dat hier hele enge dingen gebeuren'.
'Nou, dat is toch hardstikke spannend. Maken we ook eens iets mee in dit saaie dorp'.
Rens is de eerste die naar de voordeur loopt. Hij trekt aan een koperen bel en hoort een luid geklingel. Aan weerskanten van de deur zijn ramen met rode luiken. Er hangt vitrage voor de ramen. Rens heeft het gevoel dat hij wordt gadegeslagen en begint toch wel een beetje zenuwachtig te worden. Wat als er nu een moordenaar woont. Ach, wat een onzin. Toch balt hij zijn vuisten in zijn zakken.
Hij trekt nog een keer aan de bel. Er gebeurt niets. Femke is dichterbij gekomen. Ze verschuilt zich achter de rug van haar broer.
'Laten we weggaan. Er is niemand thuis', zegt Femke en trekt hem aan zijn mouw. Maar Rens geeft het niet op. Hij duwt tegen de deur. Die gaat tot zijn verbazing open.
'Is er iemand thuis? We komen oude kranten ophalen', roept Rens.
'Wéééh', zegt Femke luid. Rens schrikt van haar. En deinst achteruit. Een grote zwarte spin hangt aan de deurpost.
'Ik schrik me rot. Vrouwen en spinnen', zegt Rens boos. Femke geeft hem een por in zijn rug.
Dan horen ze vanuit het binnenste van het huis een stem die zegt: 'Kom verder'. Rens en Femke blijven aarzelend staan.
Rens verzamelt al zijn moed en stapt de drempel over. Schoorvoetend volgt Femke. Ze staan in de schemerdonkere gang. Een schok gaat door hen heen als de deur met een luide klap achter hen dichtslaat. Daar is weer die stem die zegt: 'Ga door de deur met de drakenkop naar binnen'.
Rens en Femke net van de schrik bekomen, kijken om hen heen. Er hangen schilderijen aan de muur met spookachtige gezichten. Een lamp aan het plafond verspreidt een rode gloed.
'Waar komt die stem vandaan?' fluistert Femke.
'Het lijkt wel of het uit een intercom komt', fluistert Rens.
'Ik ga hier weg. Kom je?' zegt Femke nu luidop en rent naar de voordeur. Maar de deur gaat met geen man en macht open. Rens komt haar te hulp. Wat ze ook proberen, de deur blijft hermetisch gesloten. Er zit voor hen niets anders op de deur met de drakenkop binnen te gaan.

Rens en Femke staan in een blauwgroen verlicht hok. Het is er benauwd en er hangt een geur van motorolie. Tot hun verbazing zien ze een voertuig staan dat op een botsauto lijkt. Zo'n botsauto waar ze op de kermis weleens ingezeten hebben. Hij is beschilderd in felle kleuren en staat op rails.
'Neem plaats in de auto en ik neem je mee op een onvergetelijk avontuur', roept de geheimzinnige stem.
'Ik heb geen rijbewijs', roept Rens.
'Ik ook niet. En ik vind dit helemaal niet grappig', roept Femke. Ze hebben de stem boos gemaakt. Hij klinkt nu gebiedend: 'Stap in!'
Verstijfd zitten ze in de botsauto. Plotsklaps gaan de klapdeuren voor hen open. De auto komt in beweging. Femke grijpt Rens bij haar arm. Bliksemflitsen schieten over en langs hen heen. Een oorverdovend gedonder vult hun oren. Ze schieten met de botsauto langs huiveringwekkende gedaantes. Een enorm monster spreidt zijn armen. Femke schreeuwt: 'Aaah, woeeeh! Ga weg engerd, ik val niet op je'. De auto gaat dwars door het monster heen. Rens slaat om zich heen. Femke krijgt een stoot tegen haar hoofd en denkt dat het van het monster is. Ze slaat van zich af. Nu tegen de arm van Rens. Ze gillen het uit.
De botsauto begint omhoog te klimmen. Een enorme draak doemt op en spuwt rookwolken de lucht in. Met zijn lange nek zwaait hij heen en weer. Hij schampt de auto. Femke zit doodstil. Draken moet je niet boos maken. Straks word ik uit de auto getild door die griezel en kan ik als lekker hapje dienen, denkt Femke.
Ze rijden verder langs klepperende en lichtgevende geraamtes. Langs graven met zwevende spoken in witte lakens. Femke heeft haast geen stem over van het gillen. Rens houdt het stuur stijf vast en geeft geen geluid meer. Er lijkt geen einde te komen aan deze horrortocht.
Het is nu pikkedonker. De auto staat stil. Er zweven lichtgevende rode ogen om Rens en Femke heen. Er klinkt gefluister. Onheilspellend en bloedstollend. Ze voelen een koude wind langs hun wangen strijken.
'Ja, nu is het genoeg. We willen naar huis. Je ouwe kranten kun je houden!' schreeuwt Rens.
'Je bent een rot spook', roept Femke. De rode lichtgevende ogen verdwijnen. Maar daarvoor in de plaats doemt voor hen een opengesperde leeuwenbek op. Het binnenste van de bek heeft vlijmscherpe tanden. De botsauto komt hortend en stotend in beweging. Rens en Femke doen hun ogen stijfdicht. Ze voelen wat er komen gaat. Ze worden warm en koud tegelijkertijd. Zweetdruppels staan op hun voorhoofd. Ze rijden de wijdopen leeuwenbek in.

Voorzichtig doen ze hun ogen open en moeten wennen aan het daglicht. Verbaasd kijken ze naar het grasveld voor hen. Dromen ze of zijn de bomen en het gras echt? De botsauto is tot stilstand gekomen op een veranda aan de achterkant van het huis. De openstaande deuren achter hen zien er heel gewoon uit. Er is niets wat meer lijkt op een leeuwenbek.
Ze weten niet hoe snel ze uit de botsauto moeten klimmen. Verdwaasd staan ze op het grasveld bij te komen. De auto komt schokkend in beweging en rijdt achteruit het huis weer in. De deuren sluiten zich. Rens en Femke kijken om. Er is niets vreemds meer te zien.
Ze beginnen te rennen richting het hek. Zo gauw mogelijk hier weg van dit spookhuis. Ze struikelen bijna over de strandkar die ze daar hadden laten staan.
'Krijg nou wat. Hij zit vol met oude kranten', zegt Femke.
'Van wie kunnen die nou zijn?' zegt Rens en pakt de bovenste krant. Met grote zwarte letters leest hij op de voorpagina: 'Gepensioneerde circusexploitant heeft van zijn huis een spookhuis gemaakt'. Er staat een grote foto bij.
'Maar dat is dit huis', stamelt Rens en geeft de krant aan Femke.
'Die spoken zijn dus allemaal nep', zegt Femke.
'Ik heb voor geen seconde gedacht dat ze echt zijn. Spoken bestaan niet. Ik zag heus wel dat het een grap was', zegt Rens.
'Ja, ja', zegt Femke en kijkt hem grijnzend aan.
'Schiet nou maar op. We gaan naar huis. We hebben oude kranten genoeg', zegt Rens met onzekere stem. Ze werpen nog een laatste blik op het spookhuis. Voorlopig hebben ze genoeg van griezels en oude kranten.


©Auteur: Anne de Vries-Neuteboom