Fleur en Thomas staan in de ridderzaal van het kasteel. Aan de wanden hangen grote tapijten met jachtvoorstellingen. Er hangt een gewei van een hert boven een open haard. Thomas steekt zijn tong uit naar de hertenkop. Fleur giechelt. In het midden van de zaal staat een mahoniehouten tafel met daaromheen stoelen. Een prachtig boeket bloemen staat te pronken in een vaas.
'Waar moeten we nu heen?' vraagt Fleur.
'Dat staat in het boekje', zegt Thomas.
'Ik heb helemaal geen zin in een speurtocht. Ik wil vanmiddag een prinses zijn. Ik doe net of ik hier woon', zegt Fleur.
'Dan ben ik een ridder. Ik ga vechten met de vijand. Iedereen die het kasteel binnendringt versla ik', zegt Thomas opgewonden. Hij zwaait driftig met zijn arm, alsof hij een zwaard vasthoudt.
'Zullen we naar de wapenkamer gaan?' vraagt Fleur.
'Ja, dan kan ik een harnas en een zwaard uitzoeken', zegt Thomas.
'Dat mag helemaal niet', zegt Fleur.
'Ik doe maar alsof gekkie', zegt Thomas.

In de wapenkamer kijken Thomas en Fleur hun ogen uit. In glazen vitrinekasten staan allerlei zwaarden en schilden uitgestald. Op de bodem liggen zware ijzeren ballen met stekels.
'Daarmee sloegen ze elkaar op het hoofd', zegt Thomas.
'Gatsie!' zegt Fleur hartgrondig. In een hoek staat een groot harnas. Fleur tilt de klep van de kop op. Thomas doet net of hij het harnas is en zegt: 'Dag schone prinses. Mag ik met je trouwen?' Fleur geeft hem een duw en zegt: 'Dat moet je eerst aan mijn papa de koning vragen'.

Fleur en Thomas zijn nu op de binnenplaats van het kasteel en bekijken de waterput. Thomas probeert het touw met de emmer omhoog te trekken. Hij leunt gevaarlijk voorover.
'Thomas, kijk uit! Je valt erin', gilt Fleur. Maar echte ridders vallen zomaar niet in een waterput. Thomas haalt tien eurocent uit zijn zak en gooit het in de put. Het duurt een poosje voor ze een zachte plons horen.
'Nu mag je een wens doen', zegt Thomas. Fleur denkt diep na en zegt: 'Ik wil later trouwen in een echt kasteel'.
'Heeft er hier een koning gewoond?' vraagt Thomas.
'We kunnen het vragen aan een gids. Ik zag er een lopen in het kasteel', zegt Fleur.

In het kasteel vertelt de gids hen dat er in de middeleeuwen een koning heeft gewoond. Die koning heette Edmund en hij had een beeldschone dochter. Er is zelfs een wapenschild met de naam van de koning. Dat schild hangt in de slaapkamer van de koning boven de open haard.

In de slaapkamer van de koning hangen net als in de ridderzaal tapijten aan de muren. Er staat een bed in het midden met zijden gordijnen aan weerskanten. Thomas knielt en kijkt met opgeheven hoofd naar het wapenschild boven de open haard. Hij zegt plechtig: 'Beste koning Edmund, ik ben ridder Thomas en ik wil trouwen met uw dochter'.
'Doe niet zo stom. Toch niet zijn dochter. Je moet met mij trouwen', zegt Fleur giechelend.
'Oh ja, ik wil trouwen met uw dochter prinses Fleur', zegt Thomas nogmaals plechtig.
'Als je met mij wilt trouwen moet je eerst een schat vinden. En die schat ligt misschien wel in de torenkamer', zegt Fleur.
'Ja, dat is veel leuker dan die stomme speurtocht', zegt Thomas.

Fleur en Thomas klimmen een heleboel trappen op naar de torenkamer. Hijgend komen ze aan. De torenkamer heeft rondom gaten die als ramen dienen.
'Ik zie de ophaalbrug', roept Thomas opgewonden.
'Ik vind het hier best eng. Ze hebben hier mensen opgesloten. Misschien gaat koning Edmund ons opsluiten', zegt Fleur.
'Boeeee!' roept Thomas plagerig.
'We moeten snel die schat vinden. Dan kunnen we hier weg', zegt Fleur. Ze kijken in alle hoeken en nissen. Maar nergens is er iets wat lijkt op een schat.
'Weet je', zegt Fleur. 'Ik vind het niet erg dat we geen schat vinden. Ik wil helemaal nog niet trouwen. We komen terug als we groot zijn'.
'Ja, ik wil ook nog niet trouwen. Ik wil nog te paard over de wereld', zegt Thomas.

'Was het een leuke speurtocht?' vraagt de gids bij de uitgang.
'Ja, het was heel leuk' zegt Fleur.
'De schat hebben we niet gevonden', zegt Thomas.
'En we gaan nog niet trouwen', zegt Fleur. De gids kijkt hen verbaasd na en schudt zijn hoofd.


ŠAuteur: Anne de Vries-Neuteboom