Rik wordt strandjutter


Rik keek uit het raam van het strandhuisje naar de blauwe zee. De golven trokken aan het strand en lieten lagen schuim achter. De wind waaide de vlokken schuim de lucht in. Aan de horizon zag hij een schip. Het leek net een kleine speelgoedboot. Hoe zou het zijn als er een storm zou opsteken? dacht Rik. Zouden de golven dan helemaal tot het strandhuisje komen en over hen heen spoelen? En zou het schip in de verte kopje onder gaan?
'Waar kijk je naar?' vroeg Riks vader die vlak achter hem was komen staan.
'Pap, wat gebeurt er als die boot daar verdrinkt?' Rik priemde zijn wijsvinger naar de horizon.
'Die kan wel een stormpje hebben. Maar als het echt heel erg is kan hij kapseizen. Dan spoelt de lading op het strand. Meestal is de bemanning dan al gered'.
'Mogen wij dan de spullen die aanspoelen op het strand meenemen?'
'Dat hangt ervan af wat voor spullen het zijn. Er woont een strandjutter op het strand, die verzamelt alles wat er aanspoelt. We kunnen weleens bij hem gaan kijken'.
'Jaaa! Kunnen we nu meteen'.
'Nou, mag ik eerst even mijn krantje lezen en een kopje koffie nemen? Ik heb tenslotte vakantie'. Rik kon niet wachten en rende het strand op.
'Ik word strandjutter, ik word strandjutter! Rik de strandjutter', schreeuwde hij over het verlaten strand.

Rik en zijn vader stonden voor een houten huisje. Het hout was verweerd door het zand en zout. De verf bladderde er hier en daar vanaf. Aan de deur hing een reddingsboei en tegen de wanden stonden stukken wrakhout. Riks vader trok aan het touw van een grote koperen schippersbel. Het lijkt net de bel van de visserskar in het dorp, dacht Rik. Een man in een jeansjack verscheen in de deuropening.
'Wat komen jullie doen?' vroeg de man niet onvriendelijk.
'Mijn zoon wil weleens een echte strandjutter ontmoeten'. De man keek Rik grijnzend aan en zei: 'En lijk ik op een echte jutter? Kom binnen'. Een meisje met halfblond haar, van Riks leeftijd, zat aan een stevige houten tafel.
'Dat is mijn dochter Meike', zei de man.
'Hoe heet jij'?' vroeg de man en legde een hand op Riks schouder.
'Rik meneer'. Rik keek zijn ogen uit. Het huisje lag vol met rommel: lege flessen, oude munten, kopjes en schotels met stukjes eraf. Aan de muren hingen reddingsboeien in alle kleuren. Visnetten, vaten, te veel om op te noemen. Rik wilde het roer van een schip oppakken.
'Voorzichtig! Die heb ik gevonden op het strand en is minstens honderd jaar oud. Er gaat niets boven een flinke storm. Zo'n storm die de golven omhoog zwiept en de schatten met zich meesleurt', zei de jutter.
'Ik wil ook strandjutter worden', zei Rik.
'Ga je een keer met mij mee?' vroeg Meike.
'Ben jij dan ook strandjutter?'
'Ja, ik ga vaak met mijn vader mee. Als je wilt kunnen we morgenochtend vroeg gaan'.
'Mij best. Hoe laat dan?'
'Om halfacht'.
'Oké, als mijn vader het goed vindt'. Riks vader knikte van ja.

Zeven uur ging de wekker af. Rik gooide het dekbed van zich af en sprong het bed uit. Snel waste hij zich en kleedde zich aan. Hij probeerde zo stil mogelijk te zijn, maar hij had zijn moeder toch wakker gemaakt.
'Rik, er staat eten voor je klaar', zei ze met een slaperige stem vanuit de slaapkamer. Rik smeerde in het keukentje een paar boterhammen en propte er een naar binnen. Hij nam een paar slokken melk uit een beker. Hij verslikte zich haast van alle opwinding. Vandaag word ik een echte strandjutter, dacht hij.
'Mam ik ga', fluisterde hij met zijn hoofd om de slaapkamerdeur.
'Dag schat, voorzichtig zijn hoor. Veel plezier'.

Meike zwaaide voor het raam toen Rik aan kwam lopen. Rik zwaaide enthousiast terug. Hij had Meike meteen aardig gevonden toen hij haar zag. Ze had iets stoers. Niet zoals andere meisjes op school. Meike deed de deur open en kwam naar buiten, gevolgd door haar vader.
'Ha, daar hebben we Rik de strandjutter. Heb je er zin in?'
'Ja, meneer'.
'Meneer, meneer, zeg maar Jan hoor. Gaan jullie maar gauw. En wel terugkomen met wat bijzonders hé'. Meike trok Rik mee aan zijn mouw het brede strand op. 'Daaag pap', schreeuwde Meike toen ze al bijna bij de vloedlijn waren. Meike's vader zwaaide.

Er stond een stevige bries. De meeuwen krijsten boven hun hoofden. Ze speurden langs de vloedlijn. Schelpen lagen er overal. Ook kleine krabbetjes en kwallen. 'Heb je weleens een schat gevonden?' vroeg Rik.
'Ik heb weleens een kistje met oude munten gevonden. Die heeft mijn vader bewaard'.
'Het lijkt mij te gek om een echte schatkist te vinden van een piratenschip', zei Rik.
'Piratenschepen bestaan niet'.
'Ja hoor, die bestaan wel zegt mijn vader. In Zuid-Amerika. Daar liggen ze te loeren in een baai en wachten tot er een schip komt. Die overvallen ze en zetten de bemanning op een eiland'.
'Oh' zei Meike en haalde haar schouders op.
'Zullen we rennen?' vroeg Rik.
'Ja hoor. Wie het eerste bij die paal is in de verte', zei Meike.
'Ja, dan zijn wij piraten en die paal daar is een piratenschip'.
'Daar komen wij. Wij zijn piraten!' schreeuwde Meike en rende over het strand, gevolgd door Rik. Rik lachte. Hij had moeite Meike bij te houden. Puffend en hijgend vielen ze op de grond vlakbij de paal.
'Ik kan niet meer. Dat piratenschip kan van mij de pot op', zei Meike.
'Van mij ook'.

Toen ze uitgehijgd waren bleven ze nog een poosje zitten en tuurden naar de zee. Een vissersboot dobberde op de golven.
'Zijn jullie hier met vakantie?' vroeg Meike. Rik vertelde dat ze twee weken een strandhuisje hadden gehuurd met zijn vader en moeder. Ze hadden gewandeld en gefietst.
'Mijn vader, moeder en ik wonen eigenlijk in het dorp. Maar mijn vader gaat heel veel naar het juttershuisje. In de vakantie ga ik er ook vaak naar toe om mijn vader te helpen. Zullen we weer verder gaan? We moeten nog wat vinden', zei Meike. Rik knikte van ja.
Als speurhonden zochten ze het strand af. Een halfuur ging voorbij. Het enige wat ze vonden waren schelpen en een paar lege blikjes. Plotseling stond Meike stil en luisterde.
'Ik hoor gehuil', zei ze. Rik stond nu ook stil en spitste zijn oren.
'Ja, ik hoor het ook. Het komt daar vandaan'. Rik wees naar de vloedlijn.
'Daar beweegt iets. Kom, we gaan kijken'. Ze renden ernaar toe. Toen ze halverwege waren zagen ze naar het leek een grote vis over het strand kruipen. Hij gebruikte zijn vinachtige poten om vooruit te komen. Meike en Rik waren nu dichtbij en bogen zich over hem heen. De zogenaamde vis was zilverkleurig en had een ronde kop met bolle ogen. Hij keek Rik en Meike zielig aan en maakte jammergeluidjes.
'Oh, wat lief. Het is een zeehondenbaby', zei Meike.
'Hij is zijn moeder kwijt. Daarom huilt hij zo', zei Rik. Meike probeerde hem te troosten en zei: 'Stil maar, stil maar'.
'We moeten hulp halen. Hij kan hier niet alleen blijven liggen. Dan gaat hij dood', zei Rik.
'Ik ga mijn vader halen', zei Meike.
'Oké, dan blijf ik bij het zeehondje. Blijven jullie niet te lang weg?' zei Rik.

Na ongeveer drie kwartier reed de jeep van Meike's vader over het strand en stopte vlakbij Rik en het zeehondje. Meike en haar vader stapten uit. Toen Meike's vader het zeehondje zag zei hij: 'Oh ja, ik zie het. Het is een huiler. Die is zijn moeder kwijtgeraakt. Als we hem hier laten liggen sterft hij van de honger. Ik ga de zeehondencrèche van Pieterburen bellen. Die komen kijken'. Hij pakte zijn mobiel en toetste een nummer in. Na een paar minuten had hij iemand aan de lijn. Hij legde uit waar ze het zeehondje hadden gevonden.
'Zo dat is geregeld. Ze komen er straks aan. We blijven hier wachten'.
'Goed dat je het telefoonnummer had pap'.
'Ja, die had ik gelukkig in mijn mobiele telefoonboek. Er zijn hier wel meer zeehondjes aangespoeld. Het is de eerste keer dat wij er één vinden'.
'Zielig hé pap'.
'Ja, maar gelukkig komt alles goed. Ze knappen hem bij de zeehondencrèche in Pieterburen op tot hij groot en sterk is. Dan zetten ze hem weer uit in zee.

De Eerste Hulp bij Zeehonden arriveerde. Twee mannen stapten uit een blauwe auto. Aan de zijkant was een grote foto van een zeehond geplakt. Ze staken hun hand op als groet. Een van hen pakte vanachter uit de auto een tas. De andere man liep naar het zeehondje toe en legde een doek over zijn kop.
'Zo voelt hij zich veilig', zei hij.
'Wie heeft het zeehondje gevonden?'
'Wij', zeiden Rik en Meike alle twee tegelijkertijd.
'Goed van jullie om ons te waarschuwen. Anders had hij het niet overleefd'. De man pakte een thermometer uit zijn tas en temperatuurde het zeehondje.
'Zo, nog wat vocht en dan brengen we hem naar Pieterburen'. Een hulpverlener pakte een bak uit de auto. De twee mannen deden voorzichtig het zeehondje erin.
'Jullie moeten maar snel komen kijken hoe het verder met hem gaat', zei een van de mannen. Ze stapten in de auto met hun kostbare vracht naar de zeehondencrèche.

'Wij zullen ook maar teruggaan', zei Meike's vader. Rik en Meike waren moe en maar wat blij in de auto te kunnen zitten terug naar het juttershuisje.
'Als Rik van zijn ouders mag gaan we over een paar dagen naar Pieterburen. Kijken hoe het met het zeehondje is', zei Meike's vader.
'Jaaa, ik wil hem heel graag terugzien', zei Meike.
'En ik ook', zei Rik.
'Nou dat is dan afgesproken'.

Na drie dagen stonden Rik, Meike en Meike's vader voor de ingang van de zeehondencrèche in Pieterburen. Meike's vader kocht drie toegangskaarten. Eenmaal binnen zagen ze aan hun linkerkant een winkeltje waar ze van alles verkochten: beeldjes van zeehondjes, T-shirts met zeehondjes, bekers, handdoeken. Je kon het zo gek niet bedenken of het was er wel en overal stond een zeehondje op. In het midden was een informatiebalie.
'Daar gaan we even vragen naar ons gevonden zeehondje', zei Meike's vader en wees naar een juffrouw achter de balie. Hij legde de juffrouw uit waar ze voor gekomen waren en of ze het zeehondje konden zien. De juffrouw ging overleggen met een van de zeehondenverzorgsters. Na een poosje kwam een vriendelijk meisje met blond kort haar naar hen toe.
'Hallo, ik ben Josje', zei ze en gaf hen een hand.
'Dat zeehondje dat jullie hebben gevonden maakt het heel goed. Hij is nu in quarantaine, maar jullie kunnen hem achter glas zien'. Ze liepen door de expositieruimte naar een vitrine. Rik en Meike drukten hun neuzen tegen het glas.
'Ja, daar is hij. Ik zie hem', zeiden ze allebei tegelijkertijd. Ze zwaaiden. Maar hij lag lekker te slapen met zijn oogjes dicht.
'Wat is quarantaine?' vroeg Meike.
'Het zeehondje kan weleens een nare ziekte hebben en dan kan hij andere dieren besmetten. Daarom moet hij een paar weekjes alleen zijn. Maar als alles goed is mag hij over een paar weken naar de kleine bassins. We kunnen buiten wel even gaan kijken naar de andere dieren'.
'Jaaa', riepen Rik en Meike. Buiten zwommen de zeehonden lekker in het water of ze lagen aan de kant. Een paar meeuwen zaten op een hek te wachten tot de zeehonden vis kregen en er voor hen wat overbleef.
'Kijk! Die zeehonden daar gaan straks weer terug naar zee'. Josje wees naar een van de grotere bassins, waar vier zeehonden onder water doken en dan weer vrolijk met hun kopjes naar boven kwamen.
'Hoe lang moeten ze hier blijven?' vroeg Rik.
'Dat hangt ervan af. Maar als de gevonden zeehonden goed eten en vetreserves opbouwen dan mogen ze na drie of vier maanden weer terug naar zee. Ik moet weer verder. Kijken jullie maar op je gemak rond. Binnen kunnen jullie bij de balie nog van alles vragen'. Meike's vader bedankte Josje voor de uitleg.
Rik en Meike konden geen genoeg krijgen van de zeehondjes en bleven nog een hele poos staan kijken.
'Zullen we nog even naar de winkel gaan? Jullie mogen van mij als aandenken aan dit bezoek een zeehond van pluche of steen uitzoeken', zei Meike's vader. Dat lieten Rik en Meike zich geen twee keer zeggen.

In de auto terug naar huis babbelden ze nog opgewonden na over hun bezoek aan de zeehondencrèche.
'Gaan we nog een keer kijken naar ons zeehondje?' vroeg Meike.
'Ja, dat zal wel leuk zijn. Over een maandje of zo. Maar Rik moet weer terug naar huis. De vakantie zit er dan weer op', zei Meike's vader.
'Dat vind ik niet leuk, dan ziet hij het zeehondje niet meer'.
'Wat we kunnen doen is foto's maken en die sturen we dan via de computer op. Rik, jullie hebben toch wel een computer thuis?' vroeg Meike's vader.
'Jaaa, dan zie ik hoe hij is gegroeid', zei Rik.
'Nou, dat is dan afgesproken. Ik vraag je vader naar zijn e-mailadres'.
'Kom je volgend jaar weer hier op vakantie?' vroeg Meike.
'Ja, ik wil wel heel graag', zei Rik.
'We zien jou volgend jaar wel weer, Rik de strandjutter. Op zoek naar een nieuw avontuur', zei Meike's vader.

©Auteur: Anne de Vries-Neuteboom