Naar het circus

Jasper en Sanne staan voor een grote tent. CIRCUS staat er boven met grote letters. Hun moeders hebben bij de kassa kaartjes gekocht.
‘We moeten in de rij staan’, zegt Jasper. Er staan een heleboel kinderen en volwassenen te wachten om naar binnen te gaan. Ze gaan achter een mevrouw en een jongen, met een petje op, staan. De jongen kijkt achterom naar Jasper en Sanne en zegt: ‘Ik kom naar de paarden kijken’.
‘Wij ook’, zegt Jasper.
‘Ik vind de clowns leuk’, zegt Sanne.
‘Jij bent een meisje’, zegt de jongen.
‘Wat heeft dat er nou mee te maken’, zegt Sanne. Jasper helpt Sanne en zegt: ‘Ik vind clowns ook leuk’. De jongen haalt zijn schouders op.
Ze zijn aan de beurt om naar binnen te gaan. De moeders geven de kaartjes aan een meneer.
‘Op de eerste rij’, zegt de meneer en wijst naar voren in de tent. Ze lopen achter elkaar naar hun zitplaatsen.
‘Geweldig hé jongens. Zo kunnen we alles goed zien’, zegt Sannes moeder. Jasper en Sanne zitten met spanning te wachten op wat er komen gaat.
Er klinkt muziek. Een meneer met een rood pak en een hoge hoed komt de arena binnen.
‘Hoogeëerd publiek. Ik heet u van harte welkom. Vanmiddag brengen wij u een geweldige show met dieren, clowns en acrobaten. Veel plezier!’

De jongleurs komen binnen. Met hun lenige lichamen maken ze allerlei gekke sprongen. Ze klimmen op elkaar en maken zo een hoge toren. Ze springen van een springplank en maken een buiteling in de lucht. Andere jongleurs vangen ze op. Iedereen klapt.
Nu moeten Jasper en Sanne helemaal naar boven kijken. Er staan acrobaten bovenop de trapeze. Een voor een lopen ze over een smalle lijn voetje voor voetje naar de overkant. Jasper en Sanne kijken gespannen toe. Wat als er nou iemand valt?
‘Als ze vallen worden ze in een net opgevangen’, zegt Sannes moeder. Jasper en Sanne kijken naar het vangnet onder de trapeze. Een van de acrobaten staat gevaarlijk te zwaaien op de trapeze. ‘Oh, oh, oei, oei’, klinkt het door de tent. Maar gelukkkig de acrobaat haalt veilig de overkant. Jasper en Sanne zuchten diep.

Het is pauze. Een juffrouw loopt langs de rijen met een karretje vol lekkers: frisdranken, chips, snoep en ijsjes. De moeders kopen voor zichzelf een flesje frisdrank en voor Jasper en Sanne een ijsje.
‘Wanneer komen de paarden nou?’ vraagt Jasper.
‘Ik denk dat ze na de pauze komen’, zegt Jaspers moeder.

Eindelijk is het zover. Een meneer met een glimmend pak aan staat in het midden van de piste. In zijn ene hand heeft hij een stok en in zijn andere hand een zweep.
Drie bruine en drie witte paarden draven de piste binnen. Jasper klapt opgewonden in zijn handen. De man met het glimmende pak zwaait met zijn zweep. De paarden lopen een paar rondjes. Daarna gaan ze naast elkaar staan en lopen naar voren. De paarden laten nog meer kunsten zien. Het publiek klapt luid als ze de piste verlaten. Maar het is nog niet afgelopen. Een wit en een bruin paard draven naar binnen. Ze blijven vlak voor de man met het glimmende pak staan. Die houdt zijn arm met de zweep omhoog. De paarden gaan op hun achterste benen staan. Er klinkt een daverend applaus.
'Wat een bijzondere paarden,' zegt Jaspers moeder. En dat vinden Jasper en Sanne ook.

'Dames en heren, jongens en meisjes. Geeft u een groot applaus voor onze twee vrolijke clowns', roept de circusdirecteur. Duwend en trekkend aan elkaar komen ze binnen. Sanne moet meteen lachen om het gekke stel.
De clown met de rode fopneus zegt: ‘Wij zijn niet zomaar clowns. Nee, wij zijn goochelclowns’.
‘Doe niet zo stom man. We zijn goochelaars. Toch geen goochelclowns’. De clown met de gele neus geeft de ander een harde duw, zodat hij over de grond rolt.
‘Dames, heren, jongens en meisjes. We doen de truc met de hoge hoed’, zegt de clown met de rode neus. Hij pakt een hoge hoed van een tafel en laat het publiek zien dat hij leeg is.
‘Flapperdeflipperlangeoren’, konijntje kom naar voren’, zegt hij. Er gebeurt niets.
‘Het is vast een andere spreuk’, zegt de clown met de gele neus.
‘Doe jij het dan maar’.
‘Rimramrommeldebommelkonijnenkeutel’. Iedereen moet lachen. Maar ook deze keer geen konijntje. Een voor een kijken ze in de hoed. Ze krabben zich achter de oren. Wat nu?
‘Ik weet het. We vragen iemand uit het publiek’, zegt de clown met de rode fopneus.
‘Ja, ja, eindelijk heb je eens een goed idee’, zegt de clown met de gele neus. Ze kijken allebei in de richting van Jasper en Sanne.
‘Ik wil die’, zegt de ene clown en wijst naar Sanne.
‘Ik wil die’, zegt de ander en wijst naar Jasper.
‘We nemen ze allebei. Dan moet het wel lukken’, zeggen ze tegelijkertijd.

Jasper en Sanne worden aan de hand meegenomen door de clowns. Trots en zenuwachtig staan ze voor het publiek. De clown met de rode neus neemt de hoge hoed weer in zijn hand en vraagt Sanne om een spreuk.
‘Simsalabim, konijntje kom uit de hoed’, zegt Sanne luid. En ja hoor. Een schattig wit konijntje komt uit de hoed. Iedereen klapt.
‘Ik weet ook nog een spreuk’, zegt Jasper.
‘Abacadabra’, zegt hij. Even is alles stil. Maar dan juicht iedereen en applaudiseert. Een witte duif vliegt de hoed uit.
‘Ik wil geen goochelaar meer zijn’, zegt de clown met de rode neus en kijkt heel verdrietig.
‘Ik ook niet’, zegt de clown met de gele neus en een traan valt op zijn jas.
‘Jullie zijn clowns en moeten gekke gezichten trekken’, zegt Sanne.
‘En jullie moeten raar lopen’, zegt Jasper. Dat hebben Jasper en Sanne goed gezegd. De clowns trekken meteen gekke gezichten. Maken gekke sprongen en lopen elkaar ondersteboven. Het publiek moet hard lachen.
Jasper en Sanne gaan weer op hun plaatsen zitten. De clowns doen nog een dansje en nemen vrolijk afscheid.

Alle artiesten komen nog voor een laatste keer langs. De paarden, de jongleurs, de clowns en nog veel meer. Het publiek staat op en applaudiseert op de maat van de muziek. Het was een geweldig leuke middag. Zeker voor Jasper en Sanne. Die waren zelfs even echte goochelaars. Ze krijgen allebei een dikke kus van hun moeders, want die zijn maar wat trots op hen.

©Auteur: Anne de Vries-Neuteboom