Wieke, kom je naar beneden. Vicky is er', schreeuwt Wiekes moeder onderaan de trap. 'Jaaa, ik kom zo. Even mijn spullen pakken'. Wieke stopt vliegensvlug een blocnote en pen in haar rugzak. Ze kijkt nog even in de spiegel en rent de trap af. Vicky staat te wachten in de gang. 'Hoi', zeggen ze alletwee tegelijk en schieten in de lach. 'We moeten opschieten', zegt Wieke terwijl ze haar jas van de kapstok pakt. 'Mam, we gaan weg'. Wiekes moeder is de gang binnengekomen. 'Mag ik vragen waar naar toe?' 'We mogen die poppenspeler interviewen, die in het buurthuis is geweest. Het is voor de schoolkrant', zegt Wieke. 'Oh ja. Iedereen in het dorp heeft het over hem. Zijn poppen lijken net echte mensen. Het lijkt wel of hij ze betovert, zegt Wiekes moeder. 'Doe niet zo gek mam', zegt Wieke en duwt Vicky de deur uit. Wieke en Vicky staan voor een bruine houten deur. Er hangt een bord naast de deur. 'Freeks Poppentheater' staat erop geschreven in krulletters. Wieke drukt op de bel. Een schelle zoemer klinkt door het huis. De meisjes schuifelen wat heen en weer. De deur gaat met een brede zwaai open. Een man met bruin krullerig haar kijkt hen breed glimlachend aan. 'Kom binnen. Jullie zijn precies op tijd. Hang jullie jassen maar op'. Hij wijst naar een staande kapstok midden in de gang. 'We gaan meteen maar naar mijn atelier'. In het atelier is het een gezellige bende. Tegen de muren staan rekken met boeken, potten verf, stapels lapjes in bonte kleuren en dozen. Op een tafel liggen poppen die nog aangekleed moeten worden. Er staat ook een tafel met een naaimachine. Wieke en Vicky kijken nieuwsgierig om hen heen. 'Pak een stoel. Willen jullie wat drinken?' vraagt de poppenspeler. Hij loopt naar een kleine koelkast toe en kijkt erin. 'Ik heb vruchtensap en bier'. De meisjes willen wel een glas vruchtensap en gaan naast elkaar zitten. De poppenspeler gaat op de rand van de tafel tegenover hen zitten. 'Nou, vraag maar op. Jullie zullen wel een lijstje hebben'. Wieke en Vicky pakken hun rugzak en halen pen en papier eruit. 'Waarom bent u poppenspeler geworden?' vraagt Vicky. 'Ik was eerst leraar Handvaardigheid. Mijn oom had een poppentheater. Ik hielp hem vaak. Als kind al. Toen hij overleed heb ik zijn poppentheater overgenomen'. 'Maakt u de poppen zelf?' vraagt Wieke. 'Ik bedenk de verhalen. Mijn vriendin maakt de poppen. Ze kan dat veel beter dan ik. Ik breng de poppen met mijn handen tot leven'. 'Wat is uw lievelingspop?' vraagt Wieke. De poppenspeler fronst zijn voorhoofd en het is even stil. 'Eigelijk heb ik die niet. Ze zijn mij allen even lief. Als ik de personages tot leven breng dan ga ik vanzelf van ze houden'. Hij loopt naar een kast en maakt die open. Tientallen poppenogen staren Wieke en Vicky aan. De meisjes zitten doodstil en staren met wijdopen ogen terug. 'Nou, mijn poppen maken wel indruk', zegt de poppenspeler lachend. Wieke is het eerst die beweegt. Ze brengt haar hand naar haar mond. Waarom weet ze zelf niet goed. De poppenogen volgen haar beweging. Of lijkt het maar zo? Vicky is opgestaan en loopt naar de kast toe. 'Deze vind ik gaaf', zegt ze en wijst naar een meisjespop met lang bruin haar. 'Je mag hem wel even vasthouden. Het is een handpop', zegt de poppenspeler. Vicky stopt haar duim en wijsvinger in de handjes van de pop. 'Wil jij er niet een uitzoeken?' vraagt de poppenspeler aan Wieke die inmiddels ook naar de kast is toegelopen. Een pop met blond haar kijkt haar doordringend aan en strekt haar handjes naar haar uit. Tenminste dat denkt Wieke en pakt haar op. Ze doet haar hand in het lijf van de pop. Tegelijkertijd voelt ze of ze wordt meegezogen in een enorme wervelwind. Ze tolt en tolt. Ze voelt zich duizelig worden. Er lijkt geen einde aan te komen. Het wordt zwart voor haar ogen. Wieke en Vicky leunen tegen een dikke boom. Ze wrijven in hun ogen. Alsof ze uit een diepe slaap wakker worden. Er klinkt een klapwiekend geluid boven hen. Wieke en Vicky kijken omhoog. Er zit een zwarte kraai in de boom. 'Hallo meisjes. De bosheks heeft mij gestuurd. Ze heeft jullie hulp nodig'. 'Wat moeten wij dan doen voor die bosheks?' vraagt Wieke. 'Het huis schoonmaken, kikkersoep maken, muizen vangen voor de kat', zegt de kraai. 'Nou, dat willen wij echt niet. Zeg dat maar tegen haar', zegt Vicky. 'Dat is dom. Als jullie niet met mij meegaan, zal er iets heel vervelends gebeuren'. 'Stomme kraai. We zijn echt niet bang voor jou en die toverkol', roept Wieke. Opeens wordt de lucht pikzwart alsof iemand met een grote zwarte kwast zich erop heeft uitgeleefd. De bomen grommen in hun bast. De takken buigen zich over hen heen. Vanachter de struiken komen enorme harige zwarte spinnen naar hen toegeslopen. Wieke en Vicky kruipen dicht tegen elkaar aan. Ze rillen van angst. Ze happen geluidloos naar adem. 'Ha, ha, ha, dat is nog maar een voorproefje. De bosheks kan jullie zo veranderen in slijmerige slakken. Een lekker hapje voor die spinnen', krast de kraai. 'Haal die griezels weg. We gaan mee', gillen Vicky en Wieke. 'Heel verstandig', zegt de kraai en fladdert wild heen en weer boven hun hoofden. De spinnen trekken zich terug achter de struiken. De takken bewegen niet meer. Een donkere schaduw kijkt grijnzend toe vanachter een struik. Wieke en Vicky volgen de kraai naar het diepste binnen van het bos. Het dichte bladerdek van de bomen laat weinig daglicht door. Het wordt donkerder en donkerder. De meisjes lopen dicht tegen elkaar aan. Na een tijdje zo gelopen te hebben vullen hun neusgaten zich met een vieze geur. Een mengsel van verbrand hout en aangebrande voedselresten. De kraai vliegt opgewonden heen en weer. Alsof zijn lievelingseten klaargemaakt wordt. De geur wordt almaar sterker. Tussen de bomen zien ze opeens een rood houten huisje met een brandende schoorsteen. De kraai vliegt er naar toe en landt vlak voor het raam. Met zijn snavel tikt hij ertegen. Wieke en Vicky lopen op hun hoede naar de voordeur. Er staat een bezemsteel voor de deur. Een zwarte kat ligt te spinnen op de stoep. De deur vliegt open. Een vrouw met een kromme neus en een zwarte jurk zegt: 'Ha daar heb je mijn hulpjes. Kom gauw binnen. Er moet een heleboel gedaan worden'. Wieke en Vicky kijken argwanend om zich heen. In de kamer is een open haard. Daarin hangt boven een vuur een grote ketel. Groene dampen stijgen op. Tegen een muur staat een boekenkast. In het midden van de kamer een grote houten tafel met aan weerskanten banken. De heks kijkt de meisjes gemeen aan en zegt: 'Jullie moeten elke dag het hele huis van onder tot boven poetsen. Jullie slapen in de kelder en probeer maar niet te ontsnappen. Het bos heb ik behekst en ik verander jullie in wat ik maar wil'. Ze geeft ieder een emmer met borstel en dweil. De meisjes beginnen met grote tegenzin de vloer te dweilen. Lachend kijkt de bosheks toe. 's Avonds in de kelder liggen Wieke en Vicky op oude vieze matrassen. Ze zijn doodmoe van het poetsen. Ze hebben als avondmaaltijd een kom vieze groene soep gehad en een droog stuk brood. Hun magen knorren luidruchtig. 'We moeten een manier vinden om te ontsnappen', zegt Vicky. 'Ja hoe dan? Ik heb geen zin om in een slak te veranderen. Dat mens voelt en ziet wat wij doen'. 'Rustig maar. Ik heb een plan. Probeer te slapen. Morgen ontsnappen we'. Strepen daglicht komen door het vieze kelderraam. De meisjes worden wakker en wrijven de slaap uit hun ogen. Ze kijken verbaasd om zich heen. Maar al gauw weten ze het weer. Ze schieten in hun kleren en rennen het trapje op naar de woonkamer. Er is niemand. Een luid gesnurk komt uit de kamer ernaast. De bosheks ligt nog in diepe slaap. Wieke kijkt op haar horloge. Het is zes uur. Vicky loopt naar de boekenkast en leest de ruggen van de boeken. Ze pakt een bruin boek uit de kast en legt het op tafel. Ze begint erin te bladeren. 'Gaat ze zitten te lezen. Ik dacht dat we zouden ontsnappen', fluistert Wieke geïrriteerd. 'Hierin staan allemaal spreuken. Er moet een spreuk zijn om die heks haar toverkracht af te nemen. Als jezelf een beter idee hebt'. Het snurken in de kamer ernaast houdt op. Wieke en Vicky spitsen hun oren. Maar nog geen minuut die wel een uur lijkt snurkt de heks er weer lustig op los. Opgelucht bladert Vicky weer door. 'Ik heb het. Daar staat het'. 'Wat, wat staat er?' 'We moeten een drankje maken van de kruiden Daffudil en Alsem. Dat is een slaapdrank die zo sterk is dat ze zeker een paar uur geen toverkracht bezit. Dat geeft ons de tijd om te ontsnappen uit dit bos'. 'Allemaal leuk en aardig. Maar weet jij hoe die kruiden eruit zien en waar vinden we die?' 'Ze zal vast wel een boekje over kruiden hebben', zegt Vicky en loopt naar de boekenkast. Na een poosje vindt ze wat ze zoekt. Ze kijkt naar de namen en de afbeeldingen van de plantjes. En ja hoor. Daffudil en Alsem staan erbij. Ze sluipen het huisje uit. Op zoek naar de kruiden. De heks ligt nog steeds luid te snurken. De kraai laat zich niet zien. Achter het huis vinden ze een tuintje. In keurige rijen groeien allerlei plantjes. Een mengeling van anijs en peterselie vult hun neusgaten. Vicky speurt met het kruidenboekje in haar hand naar Daffudil en Alsem. 'Ik heb het. Dat zijn ze. Hoera!' Met z'n tweeën plukken ze een handvol van de groene plantjes. Vliegensvlug voordat de heks wakker wordt, sluipen ze weer het huisje binnen. De geur van versgebakken brood vult de keuken. De meisjes hebben de tafel gedekt. Er staat een pot geurige kruidenthee op een theelichtje. De heks komt binnen met een warrige bos zwart haar. Een katoenen nachtjapon reikt tot aan haar voeten. Met een sikkeneurig gezicht gaat ze aan tafel zitten. 'Wilt u een lekker kopje kruidenthee?' vraagt Wieke met een zo lief mogelijke stem. 'En een lekker stuk eigengebakken brood?' vraagt Vicky. 'Ja, doe maar', mompelt de heks met een slaperige stem. Wieke schenkt een beker vol met kruidenthee. Ze doet er om de bittere smaak te verdoezelen een schepje honing bij. De meisjes kijken gespannen als de heks de beker naar haar mond brengt. De heks ziet het en zet de beker weer neer. 'Is er wat? Nog nooit een heks gezien die thee drinkt? Mooi. Wen er maar aan. Tot in de lengte van dagen mogen jullie mijn ontbijt maken. En waag het niet te ontsnappen!' Wieke en Vicky huiveren. De heks pakt een stuk brood en steekt het in haar mond. Ze verslikt zich en krijgt een enorme hoestbui. Ze loopt helemaal rood aan en pakt de beker met kruidenthee. Ze neemt een flinke slok. En daana nog een en nog een. In een mum van tijd is de beker leeg. Wieke en Vicky kijken elkaar glimlachend aan. De oogleden van de heks worden almaar zwaarder. Ze heeft moeite ze open te houden. Het duurt niet lang of ze valt met haar hoofd op tafel. Voorzichtig geeft Wieke haar een duw. Maar de heks beweegt niet. Ze ligt in diepe slaap. De meisjes vluchten het huisje uit. Ze struikelen bijna over de zwarte kat die op de stoep zit. De kraai die in de boom zit vliegt op en volgt hen. 'Hier blijven! Jullie kunnen niet ontsnappen', krast de kraai. 'Mooi wel. Stomme kraai. We hebben haar een slaapdrank gegeven. Ze wordt pas wakker als wij het behekste bos uit zijn', schreeuwt Vicky. Er komt geen eind aan de rijen bomen. Nergens is er een aanwijzing om uit het behekste bos te komen. De meisjes lopen al minstens een paar uur. Straks zal de heks wakker worden uit haar slaap en heeft ze haar toverkracht weer terug. Ze zal onmiddellijk merken dat Vicky en Wieke verdwenen zijn. 'Ik kan niet meer. Nergens een teken van leven. Zelfs geen herkenbaar pad om in te slaan', zegt Vicky en leunt moedeloos tegen een boom. Uit het binnenste van de boom komt een opborrelend gegrom. Hij rukt zijn wortels uit de grond en loopt een stukje naar voren. 'De heks heeft haar toverkracht terug', gillen Wieke en Vicky. Nog meer bomen rukken hun wortels los. Ze slaan met hun takken dreigend heen en weer. De meisjes beginnen te rennen. Niet wetend waar naar toe. Alles is beter dan verpletterd te worden door een stel grommende boomstammen. Een van de bomen krijgt Wieke met haar takken te pakken. Ze wordt de lucht ingegooid en weer opgevangen. Ze gilt. Een bulderende lach klinkt over het bos. De bosheks vliegt op haar bezemsteel vlak boven de angstige meisjes. 'Ha, ha, ik zei toch dat het onmogelijk is te ontsnappen uit dit bos', krijst ze. 'Laat Wieke gaan. Gemene toverkol', schreeuwt Vicky. 'Zoals je wilt'. Met een harde plof valt Wieke voor Vicky's voeten. De heks valt zowat van haar bezem van het lachen. Wieke staat gelukkig zonder iets gebroken te hebben op. De meisjes beginnen te rennen. Al weten ze niet of ze er goed aan doen. Elk ogenblik verwachten ze weer opgetild te worden door de woest zwaaiende boomtakken. Vanuit het niets doemt voor hen een huis op. Een huis dat hen wel heel bekend voorkomt. Met uiterste inspanning vliegen ze er op af. De bomen en de heks vlak achter hen. Ze bereiken de voordeur en duwen ertegen aan. Hij gaat zonder moeite open. Maar net als ze de deur dicht willen doen, komt een puntje van de bezemsteel van de heks tussen de deur. Met alle kracht die de meisjes nog hebben duwen ze tegen de deur. Als door een wonder lukt het hen de deur dicht te doen. Ze horen de heks krijsen en bonken tegen de deur. Sidderend van angst luisteren Vicky en Wieke. Maar na een tijdje horen ze niets meer. Een enorme last valt van de schouders van de meisjes af. Ze zijn gered uit de klauwen van de gemene bosheks. Verdwaasd kijken Wieke en Vicky om zich heen. Ze zijn terug in het atelier van de poppenspeler. In hun handen hebben ze ieder een pop van papiermarché. De poppenspeler zit grijnzend op de rand van de tafel tegenover hen. 'Deze poppen zijn uit het verhaal 'Het behekste bos'. Ik geef binnenkort een voorstelling met deze poppen. Als jullie zin hebben kan ik wel een paar vrijkaartjes regelen', zegt hij. 'Ik ken het verhaal al', zegt Wieke stamelend. 'Ik ook', zegt Vicky en wordt heel warm. 'Oh, ja. Hoe kan dat nou? Ik heb nog geen voorstelling gehad met deze poppen'. Wieke haalt de pop van haar hand en legt hem op tafel. Vicky doet hetzelfde. Ze voelen zich lichter, alsof iets van hen afvalt. 'Willen jullie nog wat weten?' vraagt de poppenspeler. Maar Wieke en Vicky pakken hun spullen en willen liever naar huis. Thuisgekomen vraagt Wiekes moeder hoe het geweest is. De meisjes ploffen op de bank. 'Je hebt gelijk mam. Het lijkt wel of hij de poppen heeft betoverd', zegt Wieke. 'Jullie hebben zeker wel vrijkaartjes gehad voor een voorstelling?' vraagt Wiekes moeder. 'We hebben geen zin. Dat poppengedoe is meer voor kleuters en niks voor de schoolkrant', zegt Wieke. Verbaasd kijkt Wiekes moeder naar de meisjes. Die kijken elkaar veelbetekend aan. |