Floor en Jip

'Floor wat een bende! Ik heb pas nog je kamer opgeruimd. Dit is de laatste keer. Ik kom hier niet meer', zei Floor's moeder. Floor haalde haar schouders op. Ze keek in het rond. Zo erg was het toch niet. Ja, er lag een stapel kleren op de stoel. En er lagen wat poppen en ander speelgoed op de grond. Een beetje rommel vond ze juist wel gezellig. Bij haar vriendinnetje Marieke was het altijd zo netjes. Alles had zijn plekje. Niets stond er scheef. Bah, ben je de hele dag bezig om alles op te ruimen. Nou ja, haar moeder had wel een beetje gelijk. Vanmiddag na school ging ze opruimen.

Die middag na school ging Floor naar haar kamer. Toen ze de deur opendeed viel haar mond open van verbazing. Alles blonk haar tegemoet. Het bed was opgemaakt. Het speelgoed lag keurig op de planken. Haar kleren hingen netjes in de kast. Wat lief van mama, dacht ze.
Ze rende naar beneden naar de keuken en vloog haar moeder om de hals.
'Mam, hartstikke lief van je'. Haar moeder keek haar verbaasd aan.
'Hoezo?' vroeg ze.
'Dat je mijn kamer hebt opgeruimd natuurlijk'.
'Ik heb je kamer helemaal niet opgeruimd. Dat zullen de kabouters dan zeker hebben gedaan'. Floor's moeder lachte.
'Heb je echt mijn kamer niet opgeruimd?'
'Nee echt niet'. Floor zag wel aan haar moeders gezicht dat ze het meende.

Floor ging weer naar boven en ging op haar bed liggen. Ze dacht na. Papa kon het niet gedaan hebben. En haar broertje was het zeker niet. Die was nog te klein. Wat mama zei van de kabouters zou best kunnen. Ze had weleens wat gehoord over huiskabouters die allerlei klusjes deden voor mensen. Ze woonden meestal op zolder.

Floor ging rechtop zitten en sprong van het bed af. Ik ga op zolder kijken, dacht ze. Ze liep naar de overloop en ging de trap op naar zolder. Ze keek achter de wasmachine en de droger. Achter een gordijn waar allemaal dozen stonden. Ze schoof de dozen naar zich toe en keek erin, maar zag alleen maar boeken. Ze keek in een oud kastje. Maakte de deuren en laden open. Niets. Ze gaf het op. Ze kreeg een idee. Ze zou vanavond wat melk en brood neerzetten. Als dat de volgende dag op was dan woonde er vast een kabouter.

Die avond ging Floor naar de keuken. Op een dienblad zette ze een beker melk en een snee brood neer. Floor's moeder kwam de keuken binnen.
'Heb je honger?' vroeg ze.
'Ja, ik neem het mee naar mijn kamer. Ik kom niet meer naar beneden. Ik ga slapen', zei Floor.
'Goed liefje. Welterusten voor straks'.

Floor liep voorzichtig met het dienblad de twee trappen op naar zolder. Ze zette de melk en het brood op het oude kastje. Ze keek aandachtig om zich heen. Ze zag geen kabouter. Alles was stil. In de verte hoorde ze een hond blaffen. Ze ging naar haar kamer. In bed lag ze nog een hele poos in het donker te luisteren. Eindelijk viel ze in slaap.

De volgende ochtend werd ze gewekt door haar moeder.
'Kom Floor opstaan. Anders kom je nog te laat op school'. Floor keerde zich nog eens lekker om. Maar toen schoot het haar te binnen. De kabouter. Ze moest op zolder gaan kijken. Vliegensvlug ging ze zich wassen en aankleden. Ze rende met twee treden tegelijk de zoldertrap op. Ze keek gespannen naar het kastje. De snee brood was weg. Ze keek in de beker. En ja hoor, de melk was ook op.
'Kabouter ben je daar?' fluisterde ze zacht. Maar er kwam geen antwoord.
'Kabouter ik weet dat je hier bent', zei ze nu iets harder. Weer niets. Ze hoorde alleen de regen kletteren op de dakpannen.
Haar moeder riep onderaan de trap:
'Floor kom je nou naar beneden. Het ontbijt staat klaar'. Gauw rende Floor de zoldertrap af.
Ze pakte nog snel haar rugtas uit haar kamer en ging naar beneden.

Floor's moeder had al een boterham op haar bord gelegd. Floor ging aan tafel zitten en smeerde er jam op. Tussen een hap brood en een slok thee vertelde ze haar moeder wat ze gedaan had op zolder. Floor's moeder moest erom lachen.
'Ik denk dat de muizen dat brood hebben opgegeten en de melk opgedronken. Schiet nou maar op', zei ze.

Na school ging Floor meteen naar de zolder. Ze zocht in alle hoeken en gaten naar de kabouter. Opeens hoorde ze geritsel onder een van de dakpannen. Ze hield haar adem in en luisterde gespannen. Ja, daar was het weer. Het kwam onder een van de dakpannen waar het oude kastje stond. Ze liep zo geluidloos mogelijk naar de plek toe waar het vandaan kwam. Ze tilde een dakpan op. Onder de dakpan zat een mannetje met een lange grijze baard. Het mannetje schrok. Floor kwam dichterbij.
'Je hoeft niet bang te zijn voor mij. Ik doe niks', zei Floor vriendelijk.
De kabouter sprong op de grond. Hij had een blauw jasje en pofbroek aan. Floor voelde zich een reuzin vergeleken met de kabouter. Ze ging op haar hurken zitten.
'Hoe heet je?' vroeg Floor.
'Jip', zei de kabouter.
'Zit je hier al lang op zolder?' vroeg Floor.
'Niet zo lang. Maar wel lang genoeg om je kamer op te ruimen. Wat ben jij een sloddervos', zei Jip.
'Nou zeg, ik begin jou toch ook niet meteen te beledigen', zei Floor.
'Sloddervos, sloddervos, je bent een sloddervos', riep Jip en danste om haar heen. Floor deed haar oren dicht. Wat een stomme kabouter, dacht ze.
Jip klom op het kastje en ging op de rand zitten. Triomfantelijk keek hij Floor aan.

Floor stond boos op. Haar moeder mopperde op haar en nu die stomme kabouter ook. Wacht maar ze zou ze weleens wat laten zien.
'Ik ben geen sloddervos. Je hoeft mijn kamer niet op te ruimen. Ga maar op een andere zolder wonen', zei Floor.
'Ik denk dat ik nog een poosje blijf. Je belooft je moeder ook altijd om je kamer op te ruimen. Maar dan doe je het toch niet', zei Jip.
'Ik praat niet meer tegen jou', zei Floor en ging naar beneden.

De komende week ruimde Floor keurig haar kamer op. Van Jip hoorde ze niets.
Op een middag ging Floor naar zolder. Ze was nieuwsgierig of Jip er nog was. Ze keek in het rond. Nergens was Jip te bekennen. Ze keek onder de dakpan. Daar was hij ook niet.
Toen viel haar oog op een stukje papier op het kastje. Ze pakte het op. Met grote letters stond erop geschreven: 'Beste Floor, Nu je zo netjes bent geworden ben ik hier niet meer nodig. Ik ga weer een andere zolder opzoeken. Groetjes van Jip'.

Floor voelde zich blij en verdrietig tegelijk toen ze het briefje las. Blij omdat ze nu geen sloddervos kon worden genoemd. Verdrietig omdat Jip weg was. Het leek haar wel gezellig een kabouter op zolder. Wie weet waren ze vrienden geworden en had ze altijd iemand om mee te spelen.

Floor ruimde voortaan haar kamer netjes op. Floor's moeder was trots op haar.
Op een dag kwam Floor's vader met een jong poesje thuis. Het was een cadeautje voor Floor, omdat ze zo haar best deed.
'Hoe ga je de poes noemen?' vroeg Floor's moeder. Daar hoefde Floor niet lang over na te denken.
'Ik noem hem Jip', zei Floor. Jip en Floor werden dikke maatjes. Jip had op zolder een lievelingsplekje gevonden om te slapen. Bovenop het oude kastje waar de kabouter had gezeten.


ŠAuteur: Anne de Vries-Neuteboom