Oog in oog stond Hanna met een grommend vrouwtjeszwijn en haar kleine biggetjes. Het vrouwtjeszwijn duldde geen indringers in het bos. Ze was vastbesloten Hanna aan te vallen. Er zat niets anders op voor Hanna in een boom te klimmen.

Renske en Hanna wisten niet goed wat ze aan zouden doen. Het ene na het andere truitje werd gepast. Ze wilden er zo goed mogelijk uitzien voor de disco-avond. Hun spijkerbroeken waren wel oké. De brede riemen stonden er stoer bij.
Moeder had het goed gevonden dat ze naar de disco-avond gingen. Vanaf twaalf jaar stond er op de aankondiging. Renske was dertien jaar en Hanna was net twaalf. Er zou geen alcohol worden geschonken. De leiding hield een oogje in het zeil en om elf uur moest iedereen weer naar huis.

Ieder jaar ging de familie een week op vakantie in het Groot Sparrenbos. Ze hadden ook altijd hetzelfde huisje. Een gezellig vrijstaand huisje met een open haard en een groot terras. 's Morgens werden ze wakker met vogelgekwetter. Eekhoorntjes en wilde konijnen aten uit hun hand.
'Renske schiet nou op. Je ziet er hartstikke goed uit. Het is bijna acht uur', zei Hanna. Renske haalde nog even gauw een kam door het haar. Hanna stond ongeduldig met de deurknop in haar hand.
'Veel plezier en niet te laat maken hé', riep vader. Renske en Hanna hoorden het niet meer. Met een smak viel de deur van het vakantiehuisje in het slot.

Jongens en meisjes verdrongen zich voor de kantinedeur. Renske en Hanna gingen in de rij staan. Na wat geduw en getrek stonden ze dan eindelijk in de kantine. Een discobol aan het plafond verspreidde allerlei kleuren op de grond. Een discjockey zorgde voor de muziek. Een groepje jongens en meisjes stonden op een dansvloer te dansen. Renske en Hanna keken wat onzeker om zich heen.
'Zin om met mij te dansen?' vroeg een jongen met donkerblond sluik haar aan Renske. Renske keek verlegen naar de jongen.
'Mij best', zei Renske. De jongen trok Renske naar het midden van de kantine. Renske zag dat Hanna ook een date had en ze gaf zich over aan de muziek.

Na een poosje wilde Renske wel even uitrusten. De jongen bood aan om wat te drinken. Renske keek waar Hanna was gebleven. Die had het blijkbaar wel naar haar zin. Ze was al weer aan het dansen met een andere jongen.
Renske en de jongen gingen aan de kant aan een tafel zitten. Ze kreeg een cola van de jongen. De jongen stelde zich voor als Daan. Renske vond hem leuk. Hij was van haar leeftijd. Hij maakte leuke opmerkingen, zodat Renske steeds om hem moest lachen.
'Er is vrijdagavond een nachttocht. Ga jij ook?' vroeg Daan.
'Wat is dat dan?' vroeg Renske. Daan vertelde dat je je bij de receptie kon opgeven. Een groep kinderen onder leiding van volwassenen gaan met brandende fakkels op zoek naar nachtdieren zoals: vleermuizen, uilen, muizen. En misschien zagen ze zelfs wilde zwijnen, dassen of vossen.
Hanna kwam met rode blosjes op haar wangen naar Renske en Daan toegelopen.
'Dat is mijn zusje', zei Renske. Daan zei Hanna gedag en vroeg of ze ook wat wilde drinken. Daan ging een cola halen.
'Wat een leuke jongen', zei Hanna. Renske glunderde.
'Hij vraagt of ik vrijdagavond meega op een nachttocht. Wilde dieren zoeken', zei Renske.
'Oh, lijkt mij te gek. Ik wil ook mee', zei Hanna. Daan kwam terug met een glas cola in zijn handen en zette hem voor Hanna.
'Mijn zusje wil ook mee op de nachttocht', zei Renske.
'Ik vind het best. Heb je wel stalen zenuwen?' vroeg Daan.
Tegen elven hield de muziek op. De jongens en meisjes die er nog waren verlieten de kantine. Daan stond erop Renske en Hanna thuis te brengen.
'Ik zie jullie vrijdagavond hé', zei Daan. Renske en Hanna zeiden allebei enthousiast 'Jaaa!'

Die vrijdagavond om negen uur stond een groepje kinderen met brandende fakkels aan de rand van het bos. Daan, Renske en Hanna stonden bij elkaar.
'Ik ben een vampier', grapte Daan en wilde Renske in haar nek bijten. Renske gilde en duwde Daan van haar af. Hanna stond te gieren van het lachen.
De gids zei de kinderen van harte welkom. Hij legde uit waar ze allemaal op moesten letten in het bos. Een paar jongens begonnen een paar uilen na te doen. 'Oehoe, oehoe', riepen ze.
Het werd steeds donkerder in het bos. De fakkels zorgden voor lange schaduwen. Sommige kinderen huiverden. Andere hielden zich groot en grapten van 'boeeee'. Een jongen jaagde een paar meisjes de stuipen op het lijf door ineens vanachter een boom op te duiken.
Dan opeens zei de gids: 'ssssttt'. De hele groep kinderen bleef muisstil staan. Ze hoorden geritsel en toen zagen ze een ree hard wegrennen tussen de bomen.
'Oh, is dat alles?' zei een jongen. Dat brak de spanning en de meisjes begonnen te giechelen.

Na een uur gelopen te hebben kwamen ze op een open plek. Ze zagen in het midden een berg takken opgestapeld. De gids stak met zijn fakkel de berg takken aan. Het hout knetterde en verspreidde zich al snel. De kinderen gingen er in een kring omheen zitten. Daan, Renske en Hanna zaten naast elkaar. Het was Hanna niet ontgaan dat Daan en Renske voortdurend zaten te flirten met elkaar. Daan fluisterde steeds in Renskes oor, waardoor Renske hard moest lachen. Hanna voelde zich buitengesloten.
Iemand van de leiding begon een spannend verhaal te vertellen over spoken, heksen en tovenaars. Sommige kinderen luisterden met open mond en keken angstig naar het donkere bos. Daarna werd er gezongen.
Daan en Renske zaten stiekem te zoenen. Hanna kon het niet meer aanzien en stond op. Ze liep een stukje het bos is. Ze liep tussen hoge sparrenbomen. Hier en daar hoorde ze geritsel. Zal wel een muis zijn of een eekhoorn, dacht ze. Ze wilde weer teruggaan naar het kampvuur. Hopelijk waren die twee uitgezoend.

Ze liep en liep, maar ze kon het kampvuur niet vinden. Alle bomen leken ook op elkaar. Ze schrok hevig toen een eekhoorn voor haar uitrende en een boom invloog. Paniekerig liep ze verder. Ze struikelde over een boomstronk en lag languit op de grond. De fakkel was door de val uitgegaan. Het was stikdonker. Ze stond weer op. Na een poosje waren haar ogen aan het donker gewend.
'Oehoe, oehoe', hoorde ze. Ze keek omhoog naar de bomen. Ze zag twee bolletjes licht in de donkerte. Dat gaf haar wat geruststelling.
'Oehoe, oehoe, dag meneer de Uil. Ik ben verdwaald', zei Hanna.
Hanna liep verdwaasd rond tussen de bomen. Elk gevoel van richting was ze kwijt.

Voor haar gevoel had ze uren gelopen tot ze ineens oog in oog stond met een vrouwtjeszwijn met jonkies. Hanna was vertederd door de kleine biggetjes en wilde dichterbij komen. Het vrouwtjeszwijn begon te grommen.
'Ik doe niks', zei Hanna en deinsde achteruit. Het vrouwtjeszwijn begon steeds harder te grommen. Het zweet brak Hanna aan alle kanten uit. Ze hapte naar adem. Instinctief wist ze dat ze zich zo snel mogelijk uit de voeten moest maken.
Ze liep langzaam achteruit en keek achterom. Het enige wat erop zat was hard wegrennen of in een boom klimmen. Hanna koos voor het laatste. Met een kracht en lenigheid die je blijkbaar had in een noodsituatie hees ze zich omhoog in de boom. Het vrouwtjeszwijn bleef onderaan de boom staan grommen. Ik moet hier in de boom zitten tot het weer licht wordt, dacht Hanna. Dat was geen fijn vooruitzicht. Ze begon om hulp te roepen: 'Help, help!'

Renske en Daan hadden niets gemerkt dat Hanna verdwenen was. Ze hadden het te druk met elkaar. Toen het kampvuur afgelopen was hadden ze pas in de gaten dat Hanna weg was.
'Ze is een stukje het bos ingelopen en verdwaald. Ze doet altijd eigenwijs', zei Renske. Daan en Renske liepen stilletjes weg van de groep kinderen het bos in. Daan zag voetafdrukken die tussen de bomen liepen. Ze volgden het spoor.
Na een poosje gelopen te hebben hoorden ze hulpgeroep.
'Dat is Hanna', zei Renske. Ze begonnen te rennen. Het hulpgeroep kwam steeds dichterbij.
'We komen eraan', schreeuwde Daan. Het hulpgeroep werd daardoor steeds luider.

Toen Daan en Renske op de plek kwamen waar Hanna in de boom zat zagen ze het vrouwtjeszwijn. De biggetjes scharrelde om haar heen. Daan en Renske bleven ver uit de buurt staan. Het vrouwtjeszwijn gromde nu naar Daan en Renske.
'Ik denk dat ze bang is voor vuur', zei Daan. Voorzichtig naderde hij het vrouwtjeszwijn en begon met zijn fakkel te zwaaien. Het vrouwtjeszwijn was onder de indruk van het vuur en vluchtte met de kleine biggetjes achter haar aan weg. Renske was ook dichterbij gekomen.
'Ze is weg. Je kunt naar beneden komen', zei Renske. Hanna liet zich naar beneden zakken. Met trillende benen stond ze op de grond.
'Wil je dat nooit meer doen. Zo wegsluipen', zei Renske.
'Jullie deden de hele avond vies klef', zei Hanna. Daan begon hard te lachen en Renske schoot ook in de lach. Hanna zag nu wel het komische ervan in. Daar stonden ze dan alle drie in het donkere bos te gieren van het lachen. Het was een echte spannende nachttocht geworden.

©Auteur: Anne de Vries-Neuteboom