Een nacht op de luizolder

Sjaak hoorde hakken tegen elkaar klappen. Zweetdruppeltjes liepen van zijn gezicht zijn nek in. In de verte het geronk van vliegtuigen. Een officier schreeuwde bevelen. Het geluid van dichtslaande deuren en de vrachtwagen reed het erf af. Hij sloot zachtjes het luik.

'Sjaak, een paar dagen geleden zijn er mensen van de ondergrondse hier geweest,' zei de molenaar. Sjaak keek de woonkamer rond. Het meubilair was eenvoudig, maar met zorg gekozen. Een pendule op de schoorsteenmantel met daarnaast twee zilverkleurige kandelaars, een mahoniehouten kleurige kast met daarop twee Chinese vazen en in een hoek een grote varen op een koperkleurig tafeltje.
De molenaar was een man van middelbare leeftijd. Hij was fors gebouwd en gekleed in een antracietkleurig pak met vest. Een alpinopet bedekte de grijze resten van wat eens een onstuimige bos haar geweest moest zijn. Hij keek Sjaak onderzoekend aan.
'Je weet dat we illegaal tarwemeel malen, Sjaak, voor het verzet. Ze hebben mij gevraagd levensmiddelen in blik te verstoppen op één van de zolders. Jij moet ze helpen die kisten naar boven te brengen,' zei de molenaar.
Sjaak was voor zijn zestien jaar stevig gebouwd. Hij had een hoekig gezicht en donkerblond opgeschoren haar. Een paar stevige werkhanden. Hij was gewend zware meelzakken op zijn rug te sjouwen. Ook dat karwei zou hij wel klaren. Hij voelde zich een hele kerel en schoof resoluut zijn stoel naar achter.
'Met alle plezier, meneer Gerritsen. Ik heb ook de pest aan die Duitsers. Als ik ze kan treiteren dan doe ik dat graag'. Hij beende de kamer uit.
De afspraak luidde 'drie uur na zonsondergang'. 's Avonds iets na negen uur kwam er een bestelauto het erf op rijden. Sjaak had de buitenlichten uitgedaan. Hij stond in zijn met meel bestofte overall te wachten achter de poortdeuren. Het was januari en het vroor. Twee mannen stapten uit de auto. Ze hadden lange regenjassen aan met opgezette kragen, zodat je niet goed hun gezichten kon zien. Ze laadden snel de kisten uit en die werden door Sjaak naar boven gehesen op de luizolder, met behulp van de hijsinrichting daar. De graanzakken volgden dezelfde weg.
Weken gingen voorbij. De molenaar en zijn knecht werden regelmatig gecontroleerd op de hoeveelheid die ze afleverden. Tarwemeel mocht alleen op de bon worden verstrekt.
'Wil je een voorraadje graan voor me malen, molenaar? Ik heb hier gouden sieraden voor je,' vroeg een man aan de poort.
'Nee, dat kan ik niet aannemen. Ik maal wel een voorraadje graan voor je. De rest laat je maar zitten,' zei de molenaar. Dankbaar verliet de man het erf.

Op een ochtend liep Sjaak de keuken binnen om zijn handen te wassen. De deur van de woonkamer stond open.
'Die kisten moeten weg,' hoorde hij zeggen. Opeens stonden Gerritsen en een man in een vale regenjas in de keuken. De man gaf Sjaak een korte knik als groet en verdween door de poort naar buiten.
'Sjaak, kom even mee!' Sjaak liep achter de molenaar de woonkamer in. 'Er heeft iemand geklikt. Het kan zijn dat de Duitsers gaan zoeken naar die kisten. Vannacht komen een paar mannen de kisten weer ophalen'.
'Natuurlijk, meneer Gerritsen. Ik zal er zijn om ze te helpen'.
Er werd 's avonds en 's nachts ook gemalen. Het zou niet direct opvallen, wanneer er een auto tot aan de poortdeuren het erf opreed. Sjaak zou de kisten naar beneden laten zakken. Een paar mannen, verkleed als politieagent, zouden de kisten in een gereedstaande bestelauto tillen.

Die middag wordt de stilte rond de molen ruw verbroken. Een grote legertruck draait lawaaiig en met veel machtsvertoon het klinkerpad voor de molen op. Gebons op de deuren. 'Aufmachen, aufmachen!' wordt er geroepen. De molenaar ontgrendelt de poort.
Een Duitse officier met een pafferig gezicht en twee soldaten van hooguit zeventien, achttien jaar, duwen hem opzij en stormen naar binnen. Een derde soldaat posteert zich voor de ingang, het geweer aan de voet.
Na een korte pauze waarin zonder een woord te zeggen de molenaar met de handen tegen de muur wordt gezet en met enkele geroutineerde bewegingen wordt gefouilleerd, beginnen de militairen met het doorzoeken van de molen.
Eerst kammen ze de woonruimten uit. Daarna de graanzolder, waar alle zakken meel klaarstaan voor de klanten. Dan de maalzolder, waar het gemalen graan dat door een pijp vanuit de steenzolder naar beneden valt, wordt opgevangen in meelzakken. Vervolgens de steenzolder, waar ze achter de maalstenen en tussen de takels en het slijpgereedschap keken.
Sjaak, die was gewaarschuwd door het tumult, had zich verstopt op de luizolder, boven de steenzolder. Hij hield zich doodstil. Het zweet brak hem aan alle kanten uit.
'Hier ook niets. Kom, we gaan weer naar beneden,' hoorde hij zeggen. De Duitsers daalden de smalle houten trappen weer af. Toen hij geen laarzen meer hoorde opende Sjaak zachtjes het luik en tuurde gespannen naar beneden. Alles leek veilig. Alleen het draaien van de wieken en het zacht schurende geluid van het graan tussen de molenstenen verstoorde de stilte.
Voorzichtig daalde hij af. In de keuken stond de molenaar bij te komen van de spanningen. 'Waar zat je, Sjaak? We kunnen geen risico's meer nemen. Vannacht moeten de kisten beslist weg. Plak de ramen af met zwart papier en jute zakken, dan kunnen de Duitsers niets zien,' zei de molenaar. Sjaak plakte koortsachtig alle ramen af en inspecteerde de kisten op de luizolder.

Het is stikdonker als de bestelauto van het verzet komt. Twee mannen stapten uit. Eén van hen gaf een sein naar boven. Sjaak liet de kisten zakken. Vliegensvlug werden ze in de auto gezet.
Ineens, volstrekt uit het niets, waren ze er. 'Halt, halt!' Duitse soldaten met getrokken pistool sprongen op de mannen van de ondergrondse af. Eén van hen rende de struiken in, gevolgd door een soldaat. Hij probeerde door een gat in de afrastering te ontsnappen, maar de soldaat doorzag z'n bedoeling, bleef staan, richtte zijn pistool en schoot. De kogel raakte de verzetsman midden in de rug. Hij gaf een korte kreet, draaide zich om en zakte langzaam tegen het hekwerk in elkaar.
De andere man van de ondergrondse en de molenaar stonden als aan de grond genageld, verdoofd door het onverwachte geweld. Na een paar korte bevelen grepen de Duitsers hen beet en zetten ze ruw tegen de muur. 'Hände!' snauwde de officier. Met een droge klik sloten de handboeien zich om hun polsen.
'Kijk of er nog meer zijn.' De soldaten begonnen onmiddellijk deuren te openen en in kamers en kasten te kijken.
Sjaak, die halverwege de molen naar beneden was gelopen, hoorde het pistoolschot. Jezus, dat gaat fout, dacht hij. Snel rende hij de trappen op naar boven, terug de luizolder op.
Hij sloot het luik. Zijn hersens werkten op volle toeren. Ze zouden hem zeker zoeken. Nu waren de Duitsers de vorige keer ook niet verder gekomen dan de steenzolder. Blijkbaar wisten ze niet dat er meer zolders waren. Hij trilde over zijn hele lichaam.
Hij hoorde het gestamp van laarzen op de houten vloer van de steenzolder. 'Hier ook niets!' bulderde een stem. Sjaak deed het haast in zijn broek van angst en sloop naar de kapzolder. De kapzolder was een benauwde kleine ruimte, waar de wind door de roostergaten gierde. Hij kon er alleen maar gehurkt zitten of languit liggen.
Hij wist niet meer hoe lang hij daar had gezeten in het donker. Hij was verkleumd tot op zijn botten. Bij het opkomende daglicht sloop hij naar beneden. Via de aanbouw van de molen, naast de poort, vluchtte hij de stad in.

Sjaak staat weer op de luizolder van Molen de Valk te Leiden. Hij kijkt om zich heen. De molen is nu een museum en niet meer in gebruik. Maar de oude muren en de geur van meel en hout brengen de gebeurtenissen van die nacht weer boven. Voor een kort moment is het weer net zo als in januari 1943. Hij hoort de luide stemmen, het gestamp van de laarzen, het pistoolschot. Dan is het voorbij. Het geluid van een rijdende trein brengt hem met een ruk weer in de werkelijkheid van vandaag. Hij trekt z'n schouders recht en draait zich om naar het luik. Het was een zware tijd. De molenaar werd gearresteerd en gefusilleerd door de Duitsers voor verraad. Hijzelf dook onder bij familie in Overijssel en werkte daar tijdens de oorlogsjaren als boerenknecht.
'Papa, kom je nou,' roept zijn dochtertje ongeduldig onder aan de trap van de steenzolder.

©Auteur: Anne de Vries-Neuteboom