De Kerstman is verkouden


Het kabouterdorp verandert langzaam in een kerstdorp. Lichtjes branden in de bomen. Vuurkorven met hout branden. Een paar kabouters staan er gezellig omheen en warmen zich aan het vuur. Verderop staat een kabouterkoor kerstliedjes te zingen. In de kabouterhuisjes worden kerstkoekjes en tulband gebakken. Heerlijke geuren verspreiden zich door het dorp. Iedereen zal straks smullen. Jonas, Pelle en Olle verheugen zich op Kerstmis. In hun huisje staat een kerstboom met lichtjes, gekleurde ballen en een piek. Een kerstsok hangt boven de open haard. Elke ochtend kijken ze nieuwsgierig of de Kerstman er al een cadeautje heeft ingedaan. Morgen is het Kerstmis.

Die nacht als Jonas, Pelle en Olle tevreden in hun kabouterbedjes liggen te slapen valt een kerstbal uit de kerstboom en spat op de stenen vloer in duizend stukjes uiteen. Jonas, Pelle en Olle schrikken wakker en zitten rechtop in hun bed.
'Wat was dat?' fluistert Pelle.
'De Kerstman', zegt Jonas en is meteen klaarwakker. Ze sluipen uit hun bed en gaan kijken in de kerstsok. Beteuterd kijken ze naar de lege sok.
Dan horen ze gestommel op het dak. Verschrikt kijken ze omhoog naar het plafond. Ze blijven een poosje doodstil luisteren. Weer gestommel.
Jonas gaat naar buiten, gevolgd door Pelle en Olle.
Ze kijken ademloos naar boven op het dak. Boven op het dak staat de arreslee van de Kerstman met zijn rendieren. Maar de Kerstman is nergens te zien. Een rendier snuift en kijkt hen aan.
'Ik ben Darcy, aangenaam kennis te maken.' De kabouters weten van verbazing niets te zeggen.
'Jullie moeten instappen. De Kerstman wacht op jullie', zegt Darcy.
De kabouters aarzelen, maar klimmen op het dak en stappen in de arreslee. Soepel stijgt de arreslee op. Al snel is het kabouterdorp beneden niet meer te zien. Ze vliegen door de stille nacht. Sterren staan te flonkeren aan de hemel.
'Op naar de Noordpool', roept Darcy tegen de andere rendieren. De kabouters hebben rode blosjes op hun wangen van opwinding. Wat zullen de andere kabouters hun benijden. Een uitstapje met de arreslee naar de Kerstman. Dat wil iedere kabouter wel.

Het wordt kouder en het begint te sneeuwen. De drie kabouters trekken hun mutsen flink over de oren. Bibberend naderen ze langzaam de Noordpool. In de verte zien ze een grote berg opdoemen. Uit de met sneeuw bedekte toppen steken rozekleurige vlezige uitsteeksels, die heen en weer draaien als grote schotelantennes.
Ze vliegen nu boven de berg. Even denken de kabouters dat de arreslee zo'n enorm vlezig ding invliegt en ze zullen verdwijnen in de duisternis. Ze huiveren. Maar gelukkig landt de arreslee keurig op de grond vlak voor de ingang van de berg.

De kabouters stappen uit de arreslee en lopen naar een grote groene deur in de berg. Jonas klingelt aan een koperen deurbel. Na een paar seconden zwaait de deur uitnodigend open. Een jongen met lange goudkleurige haren staat in de deuropening.
'We komen voor de Kerstman', zegt Jonas. De jongen kijkt hen vriendelijk aan en zegt:
'Ik ben vannacht de dienstdoende elf van de Kerstman en breng jullie naar hem toe. Hebben jullie een prettige reis gehad?'
De elf gaat hen voor door een lange gang met brandende fakkels aan de muren.
'Wat zijn die gekke roze flappen op de berg?' vraagt Jonas. 'En woont de Kerstman echt in een berg?' vraagt Pelle. De elf moet lachen.
'De Kerstman woont al honderden jaren in de Orenberg. En die roze flappen dat zijn oren. Daarmee kan hij alle wensen van de kinderen in de wereld horen', zegt de elf.
Dan aan het einde van de gang komen ze in een kamer waar elfen druk bezig zijn cadeautjes in te pakken. Af en toe kijken ze op de wenslijstjes aan een groot prikbord, die de kinderen hebben gestuurd naar de Kerstman. Koortsachtig wordt er doorgewerkt om alles op tijd in te pakken.
De elf en de drie kabouters lopen verder en staan stil voor een grote bruine deur. De elf klopt op de deur.
'Hatsjoe, hatsjoe, ha, ha, hatsjoe, kom maar binnen', horen ze zeggen. Met z'n allen gaan ze naar binnen. In het midden van de kamer staat een reusachtig bed. Het hoofd van de Kerstman met zijn witte baard en zijn rode muts ligt op wel drie kussens. De rest van zijn lichaam verdwijnt onder een rood gebloemd dekbed. Naast hem op zijn nachtkastje staan allemaal hoestdrankjes.
De Kerstman wenkt naar de kabouters dat ze dichterbij moeten komen. Vol eerbied en met hun kaboutermutsjes in de handen komen ze dichterbij.
'Ha, ha, hatsjoe, daar zijn jullie dan. Ik ben ha, ha, hatsjoe, snipverkouden, zoals jullie wel zien. Ik kan vannacht geen cadeautjes rondbrengen. Ik voel mij hatsjoe, hatsjoe, zo ziek. Willen jullie dat voor mij doen vannacht? Darcy weet de weg. Jullie moeten, hatsjoe, ha, ha, hatsjoe, de cadeautjes in de kerstsokken doen.'
Nou, dat hoeft de Kerstman geen tweede keer te zeggen. Natuurlijk willen de kabouters dat doen. 'Het is een grote eer', zegt Jonas. De Kerstman zucht diep. 'Ik wist het wel. Jullie zijn goede kabouters', zegt de Kerstman.

Buiten staat de arreslee vol met cadeautjes klaar om te vertrekken. Darcy staat ongeduldig te snuiven en te trappelen. De drie kabouters stappen in. Darcy geeft zijn rendieren opdracht op te stijgen. En daar gaan ze door de donkere nacht om hun kostbare vracht rond te brengen.

Ze vliegen over een klein dorp met rode en gele houten huizen. Het sneeuwt in het dorp. Grote vlokken vallen op de grond. Iedereen slaapt. De lichten zijn allemaal gedoofd. Ook die van de kerstboom op het plein. Heel in de verte blaft nog een hond.
De arreslee landt op het dak van een rood houten huis aan de rand van het dorp.
In dat huis woont Lars met zijn ouders en zijn zusje. Hij is deze nacht stilletjes zijn bed uitgekomen en naar beneden gegaan. Hij weet zeker dat vannacht de Kerstman komt om een cadeautje in zijn kerstsok te doen. Knikkebollend van de slaap zit hij op de bank te wachten. Als de Kerstman komt wil hij hem vragen zijn allerliefste wens te vervullen. Voor een nacht een rendier te zijn en de arreslee te trekken.
Jonas, Pelle en Olle schuiven zo stil mogelijk een raam open. De kabouters zien in het donker haast niets. Ze botsen tegen tafels en stoelen aan. Jonas ziet de open haard met de kerstsok. Net als Jonas een cadeautje in de kerstsok wil doen, schrikt hij van een geluid in de kamer. De andere twee kabouters horen het nu ook.
Lars heeft zich zo stil mogelijk gehouden, maar hij krijgt kramp in zijn been. Hij springt van de bank af vlak voor de kabouters. De drie kabouters schrikken zo hevig, dat ze weer weg willen vluchten door het open raam.
'Niet bang zijn. Ik dacht dat de Kerstman zou komen', zegt Lars teleurgesteld.
'De Kerstman is ziek. Wij brengen vanavond voor hem de cadeautjes rond', zegt Jonas. 'Waarom lig je niet in je bed?'
'Ik heb gewacht op de Kerstman, omdat ik hem wil vragen of ik mee mag met de arreslee naar de Noordpool', zegt Lars.
Jonas, Pelle en Olle fluisteren in elkaars oren.
'Wat staan jullie nu te fluisteren?' zegt Lars ongeduldig.
'Je mag met ons mee, maar alleen deze nacht. Anders worden je ouders ongerust', zegt Jonas.

Vol trots kijkt Lars in de arreslee naar beneden. Zijn dorp en het huis waar hij woont met zijn ouders en zijn zusje zijn heel klein vanuit de lucht.
Ze glijden door de lucht. Onderweg voelt Lars zich een beetje raar worden. Zal wel luchtziekte zijn, denkt hij. Zijn hoofd begint zeer te doen. Hij grijpt naar zijn hoofd en voelt een vreemde bobbel. De bobbel wordt groter en groter. De kabouters zien het nu ook.
'Bij alle kaboutermutsen, wat hebben we nu aan onze baarden hangen', zeggen ze alledrie tegelijk.
'Het is een gewei', zegt Jonas. 'Hij is een rendier geworden', zegt Pelle. 'Hoe kan dat nou?' zegt Olle.
Lars probeert het gewei van zijn hoofd te trekken, maar dat lukt hem niet. De kabouters beginnen nu ook aan hem te trekken.
'Au, au! Niet zo hard. Jullie trekken mijn hoofd er zowat af', schreeuwt Lars.

Het wordt kouder en ze naderen de Noordpool. In de verte zien ze de Orenberg opdoemen. De arreslee landt vlak voor de ingang van de Orenberg en Lars en de drie kabouters stappen uit.
De drie kabouters gaan door de groene deur de berg in, gevolgd door Lars en lopen rechtstreeks naar de slaapkamer van de Kerstman. Jonas klopt op de deur.
'Ha, ha, hatsjoe, ja binnen', horen ze allemaal. Ze gaan naar binnen.

De Kerstman ligt nog in zijn bed. 'Ha, ha, hatsjoe', klinkt het keer op keer. De Kerstman ziet Lars met het gewei op zijn hoofd. Ondanks dat hij zo verkouden is begint hij onder het hoesten te schaterlachen. Zijn buik schudt onder het dekbed heen en weer, heen en weer.
'Zo Lars, jij had een wens om een rendier te zijn en mijn arreslee te trekken. Ik hoor altijd alle wensen van de kinderen. Maar omdat ik snipverkouden ben zit alles verstopt, zelfs mijn oren. Daarom heb je alleen een gewei en niet het lichaam van een rendier. Ik ga er snel iets aan doen', zegt de Kerstman. Hij vraagt Lars dichterbij te komen en pakt zijn hand.
Lars voelt een vreemde kramp in al zijn ledematen, alsof hij uiteen wordt gerukt. Hij kijkt naar zijn arm, die harig wordt. De andere arm ook. Hij valt voorover en staat nu op handen en voeten. De knopen van zijn pyamajasje schieten los. De naden van de mouwen scheuren uiteen. Hij kijkt naar zijn borstkas, die bedekt is met stug bruin haar. Hij begint te snuiven en te schudden met zijn hoofd of moeten we zeggen, zijn kop. Ademloos kijken de kabouters toe.
'Zo die klus hebben we ook weer geklaard. Nu ben je een echte rendier, Lars. Darcy moet hem wat vlieglessen geven en dan kan hij vannacht de arreslee trekken', zegt de Kerstman.

Buiten voor de Orenberg staat Darcy ongeduldig te wachten op Lars om hem vlieglessen te geven. Lars moet nog wennen aan het op handen en voeten lopen en vliegen lijkt hem helemaal raar.
'Ben je er klaar voor Lars. Wat je moet doen is met je rechterpoot drie keer op de grond tikken. Je kop wat heen en weer schudden en dan zul je zien dat je vanzelf gaat vliegen', zegt Darcy.
Lars doet wat Darcy zegt. Langzaam komt zijn harige lijf van de grond af en stijgt op.
'Joepie, ik vlieg, ik vlieg', brult Lars. Wat onwennig vliegt hij boven de Orenberg. Hij duikelt en komt weer omhoog. Na een tijdje lukt het hem recht vooruit te vliegen. Nadat Lars keurig een paar rondjes om de berg heeft gevlogen vindt Darcy het wel welletjes. Zachtjes landt Lars weer op de grond.
'Je bent er helemaal klaar voor. Je mag straks naast mij de arreslee trekken', zegt Darcy.

Jonas, Pelle en Olle zitten in de arreslee vol met cadeautjes. Ze kijken met trots naar Lars, die naast Darcy de arreslee gaat trekken.
Lars en Darcy tikken met hun rechterpoot drie keer op de grond. Schudden hun kop heen en weer. Ze stijgen op en vliegen met grote vaart door de lucht. Lars snuift tevreden en schudt zijn kop. Zijn gewei licht op tegen de hemel. Heel eventjes maakt de arreslee een rare buiteling. Jonas grijpt zich vast aan de rand. Maar het komt weer goed. Ze vliegen de hele nacht om alle cadeautjes rond te brengen.

Als ze weer terug zijn in de Orenberg is de Kerstman al weer wat opgeknapt. Hij bedankt de kabouters en zegt tegen Lars: 'ha, ha, hatsjoe, dat heb je goed gedaan Lars, maar nu moet je maar weer een gewone jongen worden. Je wens heb ik vervuld, voor een nacht een rendier zijn'.
Hij wenkt Lars dat hij dichterbij moet komen en aait hem over zijn rendierkop. Lars voelt alsof hij in een draaikolk zit en naar beneden wordt getrokken. Hij hapt naar adem en probeert uit de draaikolk te ontsnappen. En dan patsboem, is hij weer een gewone jongen. Met open mond staan de kabouters naar hem te kijken. Lars grijpt naar zijn hoofd. Maar het gewei is verdwenen.
Alleen doet Lars wel vreemd. Hij loopt op handen en voeten. De Kerstman lacht en zegt: 'dat komt wel weer goed met jou Lars. En nu gauw naar de arreslee. Jullie moeten naar huis'.
De arreslee met de kabouters en Lars vliegen weg van de Noordpool. Ze kijken nog een keer achterom en zien de grote oren, die uit de berg steken, naar hen toedraaien.
'Daaaaag, Kerstman', roepen ze allemaal.

De volgende ochtend ligt Lars nog in diepe slaap als zijn moeder hem wakker wil maken. Om zijn mond heeft hij een tevreden glimlach, alsof hij iets heel fijns heeft gedroomd. Ze schudt hem zachtjes heen en weer en zegt: 'Lars, wakker worden. Het is vandaag Kerstmis'.
Lars snuift en sniffelt en draait zich nog eens om. Maar zijn moeder trekt het dekbed van hem af. Tot haar verbazing ziet ze twee harige oren en plukjes stug bruin haar op zijn rug.

Jonas, Pelle en Olle liggen ook nog in diepe slaap in hun kabouterhuisje als er op de deur wordt geklopt.
'Hé, luiwammesen wakker worden. Het is al bijna middag', roept een kaboutervriend. Hij maakt de deur open en stapt naar binnen. Jonas, Pelle en Olle gaan rechtop in bed zitten en wrijven de slaap uit hun ogen.
Ze vertellen dat ze vannacht de Kerstman hebben geholpen met cadeautjes rondbrengen. Dat ze naar de Noordpool zijn geweest en over een jongen, die veranderde in een rendier. De kaboutervriend begint te bulderen van het lachen en zegt: 'volgens mij hebben jullie gisteravond een drankje gedronken van de bosheks en hebben jullie alles gedroomd'.
Jonas, Pelle en Olle laten hem maar kletsen. Zij weten wel beter. Met Kerstmis maak je tenslotte geen ruzie met je vrienden.

©Auteur: Anne de Vries-Neuteboom