Opeens stond de man met het blauwe jack in de deuropening. Tim, Lars en Marleen schrokken hevig. De man wilde het blik uit Lars zijn hand grissen, maar Tim kwam tussenbeide. Blikken met verf kletterden op de grond.

Tree voor tree liep Lars de trap op naar de zolder. Hij duwde het luik open. Het daglicht viel door een groot dakraam. Op de zolder keek hij in het rond. Er was niets te zien dan alleen wat spinnenwebben tussen de balken. Lars en zijn ouders woonden hier nog maar net en overtollig huisraad hadden ze in het vorige huis al opgeruimd. Met zijn rechterhand streek hij langs de dakpannen, totdat hij ergens tegenaan stootte. Hij tilde de dakpan op en haalde een klein boek tevoorschijn.

Lars ging bij het dakraam staan om het boek beter te bekijken. Het boek had een harde kaft van blauw papier met de opschrift 'Dagboek'. Hij sloeg het boek open en las: 'De geheime club tegen dierenmishandeling'. Hij bladerde door en zag dat er krantenkoppen waren ingeplakt met: 'Een hond is gevonden vastgebonden aan een boom' of 'Dieren op de kinderboerderij mishandeld'. Er stonden notities bij in een slordig blokschrift geschreven zoals: 'De geheime club is in actie geweest. De dader is gepakt.' Aan de binnenkant van de kaft stond de naam Tim. Dat boekje is vast van een jongen, die hier gewoond heeft. Hij heeft het hier verstopt, omdat niemand erachter mocht komen wat hij uitspookte, dacht Lars.

Lars daalde het trapje af van de zolder en ging naar zijn kamer. Languit op bed liggend las hij het dagboek. Hij zou best wel lid willen worden van die geheime club. Over dierenmishandeling had hij weleens een spreekbeurt gehouden op school. Een spreekbeurt houden is wel wat anders dan echt iets doen. Hij schrok op toen zijn moeder onderaan de trap riep of hij thee wilde. Hij stopte het dagboek onder zijn kussen. Lars had wel zin in thee en liep met twee treden tegelijk naar beneden.
'Mam, jij hebt toch post liggen van de vorige bewoners. Zal ik het straks even gaan brengen op hun nieuwe adres? Ik heb zin om een eindje te fietsen', zei Lars. De moeder van Lars keek verbaasd op. Wat was Lars ineens hulpvaardig.
'Nou graag', zei Lars moeder.

Na de thee rende Lars naar boven om het dagboek te halen van zijn kamer. Hij stak het in zijn zak. Haalde zijn fiets uit de schuur en fietste met de post naar de nieuwe wijk in het dorp.
Hij stopte, na verschillende malen een verkeerde straat ingereden te zijn, bij een rijtjeshuis. Hij stalde zijn fiets tegen de heg. Er stonden grote planten voor de ramen. Lars keek tussen de planten door of hij wat zag bewegen in de woonkamer.
Hij belde aan. Een jongen van zijn leeftijd, ongeveer dertien jaar met een blauwe spijkerbroek en rood shirt deed open. Lars gaf hem de post. De jongen bedankte en wilde de deur dichtdoen.
'Wacht, ik heb nog wat. Heet jij Tim?' vroeg Lars. De jongen keek verbaasd en knikte. Lars haalde het dagboek uit zijn jaszak. 'Dan is dat van jou', zei Lars.
'Shit! Die heb ik helemaal vergeten', zei Tim. Hij griste het dagboek uit Lars hand. Argwanend keek hij Lars aan en vroeg: 'heb je erin gelezen?' Lars knikte.
'Ik ben ook tegen dierenmishandeling. Kan ik bij de geheime club?' vroeg Lars.
Tim twijfelde, maar Lars had toch alles gelezen. Hij vroeg hem of hij binnen wilde komen. Samen liepen ze de trap op naar Tims kamer. De kamer van Tim was rommelig. Er lagen kledingstukken op het bed en over de stoel. Een computer stond aan. Tim legde de kledingstukken opzij en ze gingen op het bed zitten. Tim aarzelde nog, maar begon tenslotte te vertellen over de geheime club en wat ze allemaal gedaan hadden. De geheime club dat waren zijn zusje en hij.
'Ik ga mijn zusje even halen. Ze zit op haar kamer huiswerk te maken', zei Tim.

Even later kwam Tim en een langharig blond meisje van ongeveer twaalf jaar de kamer binnen. Marleen heette ze.
'Lars wil ook bij de geheime club', zei Tim. Marleen keek Lars onderzoekend aan. Tim vertelde Marleen over het dagboek dat Lars had gevonden en dat hij op de hoogte was van wat erin stond.
'We kunnen nog wel iemand bij de club gebruiken. Er worden hier in de wijk katten vergiftigd. We gaan morgen op onderzoek. Als je wilt kun je mee', zei Marleen. Lars reageerde enthousiast. Morgenmiddag na drie uur spraken ze af.

De volgende middag liepen Lars, Tim en Marleen door de wijk. De wijk bestond voornamelijk uit rijtjeswoningen met voortuintjes. Op de borden stond 'woonerf'. De auto's mochten niet harder dan dertig kilometer per uur rijden. Kinderen waren aan het skaten of aan het voetballen. Ze liepen en liepen. Ze ontdekten niets verdachts.
Net toen ze het wilden opgeven en weer aanstalten maakten om naar huis te gaan, kwamen ze bij een klein park. Er was een zandbak, een glijbaan en een schommel. Moeders zaten in het lentezonnetje op de banken, terwijl ze hun kinderen in de gaten hielden. Een man in een blauw jack haalde iets uit zijn jaszak en gooide het weg.
'Die man gooit wat weg', zei Marleen.
'Misschien een propje papier', zei Tim. De man liep verder en Tim, Lars en Marleen gingen kijken wat hij had weggegooid. Tim raapte het op.
'Het stinkt naar vis. Ik denk dat we die man gaan volgen', zei Tim. Ze volgden de man voorzichtig door de wijk. Ze zagen dat hij weer iets weggooide in een grasperk. Tim raapte het op. Het was opnieuw een stukje vis. Hij omwikkelde de stukjes vis met zijn zakdoek en stopte het in zijn jaszak.
'Ik geloof dat we de dader gevonden hebben', zei Lars. De man liep verder, een spoor achterlatend van stukjes vis. Tim, Lars en Marleen volgden hem tot hij een huis binnenging. Ze liepen naar de achterkant van het huis. De luxaflex voor de ramen was gesloten. Tim duwde het hekje open van de tuin. Ze slopen de tuin in, die er verwaarloosd uitzag. Het gras was in geen maanden gemaaid. Planten stonden er troosteloos bij. Tim probeerde de deur open te maken van de schuur. Hij was niet op slot en ze liepen naar binnen. Er stond een fiets en wat tuingereedschap. Op planken stonden verfblikken. Lars pakte een blik van een plank en las het etiket 'Rattengif'.
'Daarmee vergiftigt hij de katten', zei Lars. Marleen ontdekte een emmer met vis en zei: 'ik vond het hier al zo naar vis stinken. Ik dacht eerst dat het Tim was'.
'Ja, ja, geef mij maar weer de schuld', zei Tim. En toen schrokken ze hevig.
'Wat moeten jullie hier!' bulderde er een stem. Tim, Lars en Marleen zagen in de deuropening de man met het blauwe jack. Ze stonden te trillen op hun benen. De man zag het blik rattengif en wilde het van Lars afpakken. Tim kwam tussenbeide en gaf de man een duw. Hij wankelde even maar haalde uit naar Tim en wilde hem een stomp geven. De vuist schampte de kaak van Tim. Lars gaf het blik rattengif razendsnel aan Marleen. Marleen rende naar buiten. De man wilde Lars ook een stomp geven, maar die bukte net op tijd. Tim maakte zich uit de voeten. Lars werd bij zijn arm gepakt, maar die schudde zich los en gooide een plank om met verfblikken. De verfblikken rolden over de grond. Lars maakte van de gelegenheid gebruik om naar buiten te hollen. Tim deed de deur van het schuurtje op slot. De man schopte tegen de deur en riep: 'Laat me eruit! Snotjongens, ik krijg jullie nog wel'. Hijgend van de zenuwen stonden Tim, Lars en Marleen in de tuin.
'Ik bel de politie', zei Tim en haalde zijn mobieltje uit zijn jaszak. Het was geen twijfel dat dit de dader was van de vergiftigde katten. Marleen had het blik rattengif in haar handen. Tim had de vergiftigde stukjes vis in zijn zakdoek.

Na ongeveer een kwartier arriveerde de politie. Twee agenten stapten uit de auto. Lars nam ze mee naar de achtertuin.
'Wat is er allemaal aan de hand?' vroeg één van de agenten. Tim vertelde met horten en stoten wat er allemaal gebeurd was. De agenten maakten de deur van het schuurtje open. De man met het blauwe jack brulde: 'die snotjongens hebben hier ingebroken en mij opgesloten!'
'We nemen u mee naar het bureau. U heeft het een en ander uit te leggen', zei een agent. Allebei grepen ze hem bij een arm en duwde hem de auto in.
Tim, Lars en Marleen lazen de volgende dag in de krant dat drie jonge helden de dader van de vergiftigde katten had ontmaskerd.

©Auteur: Anne de Vries-Neuteboom